Hof Arnhem-Leeuwarden, 04-02-2013, nr. 21-003000-11
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7935, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
04-02-2013
- Zaaknummer
21-003000-11
- LJN
BZ7935
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7935, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 04‑02‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:1305, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2011:BQ2183, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 04‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Megazaak Doomer. Verdachte heeft in een periode van ongeveer driekwart jaar een aantal malen hennep verkocht. In totaal is er sprake van enkele honderden kilo’s. Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen van categorie III aanwezig gehad en munitie. Het hof veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003000-11
Uitspraak d.d.: 4 februari 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 21 april 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [adres] [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 27 april 2012, 16 november 2012, 30 november 2012, 4 december 2012, 15 januari 2013 en 21 januari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr G.I Roos, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
- 1.
hij, op één of meer tijstip(pen), in of omstreeks de periode van 13 december 2005 tot en met 2 september 2006, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] (gemeente [gemeente 1]), in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van 639 kilo hennep, althans een (grote) hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- 2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2008 te [plaats 2], althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 Van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Smith en Wesson, model 645, serienummer TBE9066 voorhanden heeft gehad;
- 3.
hij op of omstreeks 27 augustus 2008 te [plaats 2], althans in Nederland, munitie (in totaal 95 stuks) in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten:
- -
8, althans een of meer, kaliber .45 (knal-)patro(o)n(en) met bodemstempel "45 auto S&B" en/of
- -
37, althans een of meer, kaliber . 45 kaliber (knal-)patro(o)n(en) en/of
- -
50, althans een of meer, kaliber .32 (knal-)patro(o)n(en)
althans een hoeveelheid patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Getuigenverzoeken
De verdediging heeft bij pleidooi verklaard te persisteren bij het verzoek tot horen van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]).
Het hof heeft bij tussenarrest van 18 juli 2012 op een eerder verzoek van de verdediging tot het horen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als getuigen de zaak verwezen naar de rechter-commissaris. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn vervolgens gehoord, [medeverdachte 2] zelfs twee maal. De processen-verbaal van de verhoren zijn aan de stukken toegevoegd. Er is niet gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden. Bij deze stand van zaken is een nieuw verhoor van de genoemde personen niet noodzakelijk. Hieraan doet niet af dat beiden zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen.
De verdediging heeft niet eerder verzocht om het horen van [medeverdachte 1]. Het verzoek tot het horen van [medeverdachte 1] wordt door het hof vanwege het ontbreken van noodzakelijkheid afgewezen, aangezien het feit dat hij als postbode geen leveringen van hennep zou hebben waargenomen op zich niets zegt over de vraag of leveringen hebben plaatsgevonden.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Verweer tot bewijsuitsluiting
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat hetgeen onder [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) aan administratie is aangetroffen niet voor het bewijs mag worden gebezigd, omdat [medeverdachte 4] ondanks een tijdig verzoek van de verdediging in tweeënhalf jaar niet als getuige gehoord is voordat hij in januari 2011 is overleden.
Het hof begrijpt dat het de bedoeling van de rechter-commissaris en de rechtbank is geweest dat de zaak pas inhoudelijk ter terechtzitting van de rechtbank zou worden behandeld na het verhoor van alle getuigen. De volgorde van de getuigenverhoren is aan de rechter-commissaris overgelaten. Onderhavige zaak is verweven met zaken tegen een aanzienlijk aantal andere verdachten. Het opsporingsonderzoek is zeer omvangrijk geweest en heeft veel tijd gekost. In vele, zo niet alle zaken moest een groot aantal getuigen door de rechter-commissaris worden gehoord. Dat [medeverdachte 4] kennelijk als laatste getuige gehoord zou gaan worden, acht het hof – mede gelet op de centrale rol die hij volgens de processen-verbaal van opsporing zou hebben gehad en het aanzienlijke aantal zaken waarin hij als getuige gehoord zou moeten worden – geen onbegrijpelijke en onredelijke keuze. Dat [medeverdachte 4] voor zijn verhoor zou overlijden was redelijkerwijs niet te voorzien. Van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is naar het oordeel van het hof geen sprake. Het hof verwerpt het verweer.
Bewijsoverweging feit 1
Het hof leidt onder meer uit de volgende gegevens – in onderling verband en samenhang gezien – af dat het – met uitsluiting van anderen – verdachte is die met “[naam]” wordt aangeduid in met name de stofmap “[naam]” in de administratie van [medeverdachte 4] die – naar het hof uit de bewijsmiddelen afleidt – betrekking heeft op hennephandel:
- -
De uitkomst van het handschriftvergelijkend onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van in de in de administratie van [medeverdachte 4] aangetroffen stofmap houdt onder meer in dat een zevental notities waarschijnlijk van de hand van verdachte zijn. Op de notities waarop notities staan in waarschijnlijk het handschrift van verdachte, worden de initialen “[naam]” vermeld. De notities bevinden zich in de stofmap “[naam]”. Hierin bevindt zich tevens een aanzienlijk aantal notities welke – naar het hof met name afleidt uit de rapportage van het NFI – door [medeverdachte 4] zijn geschreven.
- -
Op één van de bij [medeverdachte 4] aangetroffen telefoons staat op de voorkant “[naam]” geschreven. In de telefoon stond een contact vermeld, te weten “[naam]” met nummer [nummer]. Op het toestel wordt een aantal berichten, gedateerd 7 augustus 2006, aangetroffen afkomstig van [naam]. De inhoud van de berichten komt erop neer dat de afzender in ‘[naam]’ is, zich bij [adres] bevindt en rijdt in een blauwe Focus. Onder verdachte zijn bij de doorzoeking van zijn woning op 27 augustus 2008 rekeningafschriften op naam van verdachte aangetroffen. Daarop staat dat op 5 augustus 2006 een bedrag is afgeboekt ten behoeve van Iberia Airlines luchthaven Schiphol. Ook wordt op 6 augustus 2006 van de Postbank Gold Card op naam van verdachte een bedrag afgeboekt voor Europe Rent A Car Arenales, Spanje. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij in de maand augustus 2006 in Spanje is geweest en daar destijds een blauwe Ford Focus heeft gehuurd. Het hof leidt uit een en ander af dat het verdachte is die met de letters “[naam]” wordt aangeduid op de telefoon die behoort tot de telefoons die – naar het hof uit de bewijsmiddelen afleidt – gebruikt werden in het kader van handel in hennep.
- -
In een aantal (goed verstaanbare) OVC-gesprekken, in het bijzonder dat van 30 december 2007 tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en dat van 4 januari 2008 tussen [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] , vallen de woorden “[verdachte]”, “[naam]” en “[naam]”. Het hof leidt uit de context (waaronder de vermelding van een vordering van € 36.000) af dat hiermee een en dezelfde persoon wordt aangeduid, te weten verdachte.
- -
Uit de teksten op de in de woning van verdachte aangetroffen archiefkaartjes – in onderling verband en samenhang gezien – leidt het hof af dat verdachte betrokken was bij hennephandel, waarbij eveneens onder meer [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] betrokken waren. Het hof kan op basis van het bewijsmateriaal tot geen andere uitleg van de kaartjes komen dan die tot welke de verbalisant van [nummer] is gekomen. Daarvan maakt de vaststelling deel uit dat de notities enerzijds betrekking hebben op de door verdachte aan [medeverdachte 4] verhuurde auto’s en anderzijds op hennephandel en dat er onderling verband bestaat tussen deze notities. Het hof acht niet aannemelijk dat de bemoeienis van verdachte met de tekst op de zijden die kennelijk verband houden met hennephandel alleen heeft bestaan, zoals verdachte verklaart, in het op verzoek van [medeverdachte 4] overschrijven van de tekst omdat het papier waarop de tekst stond was natgeregend of iets dergelijks noch dat de teksten die kennelijk betrekking hebben op de hennephandel anderszins losstaan van de teksten die kennelijk betrekking hebben op de auto’s.
Het hof acht niet aannemelijk dat een andere, door de verdediging genoemde persoon, de “[naam]” is, die in de administratie van [medeverdachte 4] wordt bedoeld. Overigens sluit het voorgaande niet uit dat verdachte door anderen niet “[naam]” werd genoemd.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de notities die bij [medeverdachte 4] zijn aangetroffen – welke deel uitmaken van een zeer omvangrijke administratie – betrekking hebben op hennep en hennephandel en dat er daadwerkelijk in – grote hoeveelheden – hennep werd gehandeld en daarvoor werd betaald.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, onder meer omdat de plaats van het feit volgens de tenlastelegging, “in Nederland”, niet zou kunnen worden bewezen.
Het verweer wordt verworpen. Het hof stelt voorop dat voor bewezenverklaring niet vereist is dat elk onderdeel van de gedragingen zich in Nederland moet hebben afgespeeld. Het hof acht onder meer op grond van de volgende, uit bewijsmiddelen blijkende, gegevens af dat “in Nederland” bewezen is:
• Verdachte was woonachtig in Nederland, in [plaats 2]. Verdachte had zijn werkzaamheden – de exploitatie van growshop [naam] – in Nederland.
• Bij verdachte thuis zijn notities aangetroffen die mede betrekking hebben op hennephandel (zie hierboven).
• [medeverdachte 4] was in de bedoelde periode woonachtig in Nederland.
• Uit de bij [medeverdachte 4] in [plaats 3] aangetroffen administratie blijkt niet van aanwijzingen dat handelingen waarop de tenlastelegging ziet zich (alleen) in het buitenland zouden hebben afgespeeld.
Het hof overweegt nog dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het handelen van verdachte binnen de tenlastegelegde periode valt.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
- 1.
hij, op tijstip(pen), in de periode van 13 december 2005 tot en met 2 september 2006, in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en/of verstrekt een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
- 2.
hij op 27 augustus 2008 te [plaats 2], in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 Van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Smith en Wesson, model 645, serienummer TBE9066 voorhanden heeft gehad.
- 3.
hij op 27 augustus 2008 te [plaats 2], in Nederland, munitie (in totaal 95 stuks) in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten:
- -
8, althans een of meer, kaliber .45 (knal-)patro(o)n(en) met bodemstempel "45 auto S&B" en
- -
37, althans een of meer, kaliber . 45 kaliber (knal-)patro(o)n(en) en
- -
50, althans een of meer, kaliber .32 (knal-)patro(o)n(en)
voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van de feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank Arnhem heeft de verdachte veroordeeld ter zake van de feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot de straf zoals opgelegd door de rechtbank.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer driekwart jaar een aantal malen hennep verkocht. In totaal is er sprake van enkele honderden kilo’s. Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid. Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen van categorie III aanwezig gehad en munitie. Er is sprake van ernstige strafbare feiten. Ten nadele van verdachte neemt het hof in aanmerking dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 18 oktober 2012, eerder is veroordeeld ter zake van overtreding van de Wet Wapens en Munitie en Opiumwet. Een en ander rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
Ten voordele van verdachte neemt het hof in aanmerking het lange tijdsverloop sinds het begaan van de onder 1 bewezen verklaarde feiten alsmede zijn slechte persoonlijke omstandigheden waarvoor verdachte aandacht heeft gevraagd in zijn laatste woord.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden passend en geboden.
Beslag
Het onder 2 en 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af het verzoek van de raadsman om als getuigen te horen:
• [medeverdachte 1],
• [medeverdachte 2],
• [medeverdachte 3].
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
1.00 stk pistool Smith & Wesson;
- -
8.00 stk patronen kal. 45;
- -
37.00 stk patronen kal. 45;
- -
50.00 stk patronen kal. 32.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr P. van Kesteren en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 4 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.