Dat door het kabinet wordt gesproken van de term constructie in relatie tot bodemverhuur houdt niet in dat bodemverhuur te allen tijde niet legaal is. De reden van het kabinet om de term constructie te gebruiken houdt verband met het feit dat de bodemverhuurconstructie uitsluitend wordt toegepast met het oogmerk om de toepassing van het bodemrecht en het daaraan verbonden voorrecht van de ontvanger te frustreren.
Artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 heeft tot doel het tot zijn recht laten komen van het bodem(voor)recht zoals door de wetgever oorspronkelijk was bedoeld. Met de term constructiebestrijding wil het kabinet de constructiegevoeligheid van het huidige bodem(voor)recht en in het verlengde daarvan de noodzaak tot het treffen van de maatregel zoals verwoord in artikel 22bis
Invorderingswet 1990 duidelijk maken. Zie het onderdeel Parlementaire behandeling. Zie tevens het artikelsgewijs commentaar op artikel 22 aant. 3.5.
Parlementaire behandeling
“De voorgestelde maatregel gaat niet uit van kwade trouw. Fenomenen gericht op het ontlopen en ontgaan van het bodemrecht, waaronder de verhuurconstructie, hebben zich in de loop der jaren ontwikkeld. Door de verhuurconstructie wordt de toepassing van het bodem(voor)recht uitgehold. Vooral na 1985 heeft die constructie een steeds grotere vlucht genomen. Nu door deze constructie de toepassing van het bodemrecht wordt ontgaan, komt het bodemrecht niet meer uit de verf zoals destijds door de wetgever is bedoeld. De voorgestelde maatregel heeft derhalve als doel het tot zijn recht laten komen van het bodem(voor)recht zoals door de wetgever oorspronkelijk was bedoeld. Daarmee wordt geen uitspraak gedaan over de kwade trouw van de verschillende actoren. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) stelt in dit verband dat met de voorgestelde wijziging van het bodem(voor)recht ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat hiermee ongeoorloofde constructies worden bestreden. Verwezen wordt naar het arrest van 12 april 1985 inzake Ontvanger/NMB waarin de Hoge Raad oordeelde dat in dat geval de toegepaste bodemverhuurconstructie een geoorloofde oorzaak had. Naast bodemverhuur zijn de afgelopen jaren verschillende methoden – in de praktijk aangeduid als constructies – ontwikkeld, met name door houders van pandrechten, die gemeenschappelijk hebben dat zij uitsluitend worden toegepast met het oogmerk om toepassing van het bodemrecht en het daaraan verbonden voorrecht van de ontvanger te verijdelen ten eigen faveure. Bijvoorbeeld, het in één keer afvoeren van de bedrijfsmiddelen van de bodem van de belastingschuldige of een sale-lease back waarbij de bedrijfsmiddelen worden verkocht aan een aan de kredietverschaffer gelieerde partij en vervolgens door de belastingschuldige worden «teruggeleased». Met de positionering van de bodemrechtmaatregel als constructiebestrijding heeft het kabinet niet de intentie om alle constructies die worden toegepast in het kader van het bodemrecht als onrechtmatig te kwalificeren. Met de term constructiebestrijding wil het kabinet de constructiegevoeligheid van het huidige bodem(voor)recht en in het verlengde daarvan de noodzaak tot het treffen van de voorgestelde maatregel duidelijk maken. Overigens merk ik op dat het feit dat de Hoge Raad in 1985 een vorm van bodemverhuur heeft gesanctioneerd, niet per definitie betekent dat bodemverhuur in alle gevallen legitiem is. Uit de jurisprudentie is immers gebleken dat dit afhankelijk is van de specifieke feiten en omstandigheden waaronder bodemverhuur plaatsvindt.”
“De leden van de fractie van het CDA vragen zich af of het terecht is dat «bodemverhuur» wordt gezien als een constructie die moet worden bestreden. Ik merk hierover op dat het kabinet met de kwalificatie constructiebestrijding de constructiegevoeligheid en in het verlengde daarvan de noodzaak tot het treffen van de voorgestelde maatregel duidelijk wil maken. Dit betekent niet dat bodemverhuur niet legaal zou zijn, maar het feit dat het uitsluitend wordt toegepast met het oogmerk om de toepassing van het bodemrecht en het daaraan verbonden voorrecht van de ontvanger te verijdelen is voor het kabinet de reden geweest om de term constructie te gebruiken.”
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2.2.9
Aant. 2.2.9 Constructiebestrijding in relatie tot bodemverhuur
Actueel t/m 15-11-2024
15-11-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/123, VN 2024/50.46
01-01-2013 tot: -
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2.2.9
Invordering / Dwanginvordering
Invordering / Verhaalsrecht
Invordering (V)
beslag
Invorderingswet 1990 artikel 22bis
Beschouwing
Dat door het kabinet wordt gesproken van de term constructie in relatie tot bodemverhuur houdt niet in dat bodemverhuur te allen tijde niet legaal is. De reden van het kabinet om de term constructie te gebruiken houdt verband met het feit dat de bodemverhuurconstructie uitsluitend wordt toegepast met het oogmerk om de toepassing van het bodemrecht en het daaraan verbonden voorrecht van de ontvanger te frustreren.
Artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 heeft tot doel het tot zijn recht laten komen van het bodem(voor)recht zoals door de wetgever oorspronkelijk was bedoeld. Met de term constructiebestrijding wil het kabinet de constructiegevoeligheid van het huidige bodem(voor)recht en in het verlengde daarvan de noodzaak tot het treffen van de maatregel zoals verwoord in artikel 22bis
Invorderingswet 1990 duidelijk maken. Zie het onderdeel Parlementaire behandeling. Zie tevens het artikelsgewijs commentaar op artikel 22 aant. 3.5.
“De voorgestelde maatregel gaat niet uit van kwade trouw. Fenomenen gericht op het ontlopen en ontgaan van het bodemrecht, waaronder de verhuurconstructie, hebben zich in de loop der jaren ontwikkeld. Door de verhuurconstructie wordt de toepassing van het bodem(voor)recht uitgehold. Vooral na 1985 heeft die constructie een steeds grotere vlucht genomen. Nu door deze constructie de toepassing van het bodemrecht wordt ontgaan, komt het bodemrecht niet meer uit de verf zoals destijds door de wetgever is bedoeld. De voorgestelde maatregel heeft derhalve als doel het tot zijn recht laten komen van het bodem(voor)recht zoals door de wetgever oorspronkelijk was bedoeld. Daarmee wordt geen uitspraak gedaan over de kwade trouw van de verschillende actoren. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) stelt in dit verband dat met de voorgestelde wijziging van het bodem(voor)recht ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat hiermee ongeoorloofde constructies worden bestreden. Verwezen wordt naar het arrest van 12 april 1985 inzake Ontvanger/NMB waarin de Hoge Raad oordeelde dat in dat geval de toegepaste bodemverhuurconstructie een geoorloofde oorzaak had. Naast bodemverhuur zijn de afgelopen jaren verschillende methoden – in de praktijk aangeduid als constructies – ontwikkeld, met name door houders van pandrechten, die gemeenschappelijk hebben dat zij uitsluitend worden toegepast met het oogmerk om toepassing van het bodemrecht en het daaraan verbonden voorrecht van de ontvanger te verijdelen ten eigen faveure. Bijvoorbeeld, het in één keer afvoeren van de bedrijfsmiddelen van de bodem van de belastingschuldige of een sale-lease back waarbij de bedrijfsmiddelen worden verkocht aan een aan de kredietverschaffer gelieerde partij en vervolgens door de belastingschuldige worden «teruggeleased». Met de positionering van de bodemrechtmaatregel als constructiebestrijding heeft het kabinet niet de intentie om alle constructies die worden toegepast in het kader van het bodemrecht als onrechtmatig te kwalificeren. Met de term constructiebestrijding wil het kabinet de constructiegevoeligheid van het huidige bodem(voor)recht en in het verlengde daarvan de noodzaak tot het treffen van de voorgestelde maatregel duidelijk maken. Overigens merk ik op dat het feit dat de Hoge Raad in 1985 een vorm van bodemverhuur heeft gesanctioneerd, niet per definitie betekent dat bodemverhuur in alle gevallen legitiem is. Uit de jurisprudentie is immers gebleken dat dit afhankelijk is van de specifieke feiten en omstandigheden waaronder bodemverhuur plaatsvindt.”
NV, Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 7, p. 28.
“De leden van de fractie van het CDA vragen zich af of het terecht is dat «bodemverhuur» wordt gezien als een constructie die moet worden bestreden. Ik merk hierover op dat het kabinet met de kwalificatie constructiebestrijding de constructiegevoeligheid en in het verlengde daarvan de noodzaak tot het treffen van de voorgestelde maatregel duidelijk wil maken. Dit betekent niet dat bodemverhuur niet legaal zou zijn, maar het feit dat het uitsluitend wordt toegepast met het oogmerk om de toepassing van het bodemrecht en het daaraan verbonden voorrecht van de ontvanger te verijdelen is voor het kabinet de reden geweest om de term constructie te gebruiken.”
MvA, Kamerstukken I 2012/13, 33 402, D, p. 21.