Rb. 's-Gravenhage, 12-03-2007, nr. AWB 06/204 WVG
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA1812
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
12-03-2007
- Zaaknummer
AWB 06/204 WVG
- LJN
BA1812
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA1812, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 12‑03‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 12‑03‑2007
Inhoudsindicatie
Geding tussen eiseres en de gemeente over het wel of niet in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten. Eiseres heeft aangevoerd dat zij is verhuisd van een flat op de eerste verdieping zonder lift naar een woning met een binnentrap. In tegenstelling tot de flat waar zij voorheen woonde kan zij haar huidige woning verlaten zonder dat zij daarvoor eerst de trap behoeft te nemen. Dit stelt haar in staat vaker naar buiten te gaan. Ingevolge artikel 2.18, tweede lid, onder e, van de Vvg, verleent verweerder slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten aan de gehandicapte indien in de te verlaten woonruimte aantoonbare beperkingen van medische aard zijn ondervonden die het normale gebruik van de woning belemmeren of wel het een verhuizing naar een ADL-woning betreft. Verweerder heeft eiseres een verhuiskostenvergoeding geweigerd, omdat zij is verhuisd naar een zogeheten inadequate woning. De rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep ongegrond.
Partij(en)
Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 06/204 WVG
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiseres], wonende te [gemeente A], eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Eiseres heeft op 7 januari 2005 een aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg). Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 27 juni 2005 afgewezen.
Bij besluit van 19 december 2005 heeft verweerder het door eiseres tegen de afwijzing gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 27 december 2005 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is op 1 maart 2007 ter zitting behandeld. Daarbij is eiseres niet ter zitting verschenen en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mos.
Motivering
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvg, wordt onder een gehandicapte verstaan de persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt op het gebied van het wonen of het van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen.
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, ten eerste, van de Wvg, - voor zover hier van belang - definieert een woonvoorziening als elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als woonvoorziening wordt aangemerkt, indien de voorziening gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen.
Artikel 2, eerste lid, van de Wvg bepaalt - voor zover hier van belang - dat verweerder zorg draagt voor de verlening van woonvoorzieningen aan in de gemeente woonachtige gehandicapten en dat de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wvg daartoe bij verordening regels vaststelt.
Verweerders raad heeft hieraan gevolg gegeven door vaststelling van de Verordening voorzieningen gehandicapten 1994 (hierna: de Vvg).
Artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vvg, bepaalt dat een voorziening slechts kan worden toegekend indien deze langdurig noodzakelijk is om beperkingen van de gehandicapte tengevolge van ziekte of gebrek op het gebied van het wonen (...), op te heffen of te verminderen.
Artikel 2.1, eerste lid, en onder a, van de Vvg, kan de door verweerder te verlenen woonvoorziening bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing naar een adequate woning.
Ingevolge artikel 2.4, eerste lid, van de Vvg, kan een gehandicapte voor een verhuiskostenvergoeding in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen van medische aard het normale gebruik van de woning belemmeren.
Ingevolge artikel 2.18, tweede lid, onder e, van de Vvg, verleent verweerder slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten aan de gehandicapte indien in de te verlaten woonruimte aantoonbare beperkingen van medische aard zijn ondervonden die het normale gebruik van de woning belemmeren of wel het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.
Verweerder heeft eiseres een verhuiskostenvergoeding geweigerd, omdat zij is verhuisd naar een zogeheten inadequate woning.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij is verhuisd van een flat op de eerste verdieping zonder lift naar een woning met een binnentrap. In tegenstelling tot de flat waar zij voorheen woonde kan zij haar huidige woning verlaten zonder dat zij daarvoor eerst de trap behoeft te nemen. Dit stelt haar in staat vaker naar buiten te gaan.
De rechtbank dient te beoordelen of verweerder in redelijkheid eiseres de gevraagde voorziening heeft kunnen weigeren.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Zoals hiervoor reeds aangegeven heeft verweerders gemeenteraad in hoofdstuk 2, in samenhang met artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vvg, invulling gegeven aan de in de Wvg opgedragen taak om zorg te dragen voor verantwoorde woonvoorzieningen. De wetgever heeft aan gemeentebesturen bewust ruimte gelaten om naar eigen beleidsinzicht aan voornoemde opdracht gestalte te geven waarbij het gemeentebestuur zowel bij de vaststelling als bij de toepassing van de Vvg gehouden is tot inachtneming van de in artikel 3 van de Wvg globaal aangegeven ondergrens.
Ingevolge artikel 3 van de Wvg biedt verweerder doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte - met andere woorden verantwoorde - voorzieningen aan.
Verweerder is, gezien de hiervoor aangehaalde bepalingen uit de Wvg en de Vvg, bevoegd om - bij wijze van verantwoorde woonvoorziening - een financiële tegemoetkoming te verstrekken in de verhuiskosten, mits wordt verhuisd naar een woonruimte die met het oog op de handicap naar objectief medische maatstaf adequaat is te achten. Volgens de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) - gewezen wordt op de uitspraak van 23 januari 2002 (JSV 2002, 63) - is daarvan sprake als die ruimte met inachtneming van de aantoonbaar uit de handicap voortvloeiende beperkingen bij de normale elementaire woonfuncties, als langdurig geschikt moet worden beschouwd. Indien aan dat vereiste niet is voldaan kan een woning niet worden aangemerkt als adequaat, ook al zou de gehandicapte er minder belemmeringen ondervinden dan in zijn vorige woning.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verhuizing van eiseres naar de woning in Nootdorp niet bijgedragen aan het opheffen of verminderen van de beperkingen die zij ondervindt bij het normale gebruik van haar woonruimte. Blijkens het medisch advies van Argonaut Advies van 10 juni 2005 kent eiseres tal van beperkingen. Een van die beperkingen is dat zij slechts incidenteel een korte trap op en af kan lopen. Eiseres is echter verhuisd naar een woning met een gewone binnentrap. Voor zover eiseres met het gegeven dat zij thans vaker naar buiten kan heeft beoogd te stellen dat zij in haar huidige woning minder belemmeringen ondervindt dan in haar vorige, kan dit gelet op de hiervoor aangehaalde uitspraak van de CRvB, niet leiden tot een ander oordeel.
Het voorgaande leidt ertoe dat verweerder de huidige woning van eiseres terecht niet adequaat heeft geacht. Nu dat het geval is, heeft verweerder, gezien het gegeven dat een verhuiskostenvergoeding slecht kan worden toegekend bij verhuizing naar een adequate woning, in redelijkheid de gevraagde verhuiskostenvergoeding kunnen weigeren.
Gesteld noch gebleken is van een zeer bijzonder geval of van dringende redenen op grond waarvan verweerder ingevolge artikel 8.1 onder b van de Vvg ten gunste van eiseres had behoren af te wijken van de Vvg.
Het beroep is ongegrond.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. S. Verheijen in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2007, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.