Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/1025
Onjuist noch onbegrijpelijk oordeel dat verdachte ‘wederrechtelijk’ op het terrein van camping Fort Oranje heeft vertoefd.
HR 12-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1408
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 oktober 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M. Kuijer
- Zaaknummer
20/02693
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Vastgoedrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1408, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:591, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑06‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑02‑2021
- Wetingang
Essentie
Het oordeel dat verdachte ‘wederrechtelijk’ op het terrein van camping Fort Oranje heeft vertoefd is niet onjuist en is toereikend gemotiveerd. Daaraan doet niet af dat verdachte (middellijk) eigenaar was van de camping.
Samenvatting
Het niet voldoen aan een eerste vordering van (of vanwege) de rechthebbende van een woning, besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, die ertoe strekt dat de betrokkene zich verwijdert, levert wederrechtelijk vertoeven in de zin van art. 138 lid 1 Sr op. Van overtreding van deze bepaling is sprake indien de betrokkene zich vervolgens niet op de tweede vordering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.