Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 27-04-1909
- Bronpublicatie:
17-07-1905, Stb. 1909, 120 (uitgifte: 22-05-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-04-1909
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-1905, Stb. 1909, 120 (uitgifte: 22-05-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
Dit Verdrag zal in de plaats treden van het Verdrag van internationaal privaatrecht van 14 November 1896 en het Additioneel Protocol van 22 Mei 1897.
2.
Het zal in werking treden op den zestigsten dag, te rekenen van den dag, waarop alle Staten, die het Verdrag van 14 November 1896 hebben geteekend of tot hetzelve zijn toegetreden, hunne akten van bekrachtiging van dit Verdrag zullen hebben nedergelegd, en uiterlijk op 27 April 1909.
3.
In het geval van artikel 26, lid 2, zal het in werking treden vier maanden na de dagteekening der bevestigende verklaring en in het geval van artikel 27, lid 2, op den zestigsten dag na de dagteekening der kennisgeving van de toetredingen.
4.
Er wordt verstaan, dat de kennisgevingen, voorzien door artikel 16, lid 2, geen plaats zullen kunnen hebben dan nadat dit Verdrag zal zijn in werking getreden overeenkomstig lid 2 van dit artikel.