Einde inhoudsopgave
Traktaat tot definitieve regeling der wederzijdsche regten en belangen
Artikel 42
Geldend
Geldend vanaf 05-02-1843
- Bronpublicatie:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-02-1843
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Alle koopwaren, welke uit Belgie naar den Rijn, en vice versa, zullen worden doorgevoerd, langs de bij art. 39 aangewezen wateren, zullen, ter vervanging van alle regten van doorvoer, tollen en andere van dien aard, een vast regt betalen als volgt: 13¼ cents Nederlandsch geld opwaarts, van de Wester-Schelde naar den Rijn; 9 cents Nederlandsch geld afwaarts van den Rijn naar de Wester-Schelde, per centenaar van 50 Nederlandsche ponden.
2.
De vermeerdering en vermindering van dit regt, vastgesteld bij de tarieven I en II van de lijst A der overeenkomst van Mentz van 31 Maart 1831, zullen insgelijks worden toegepast op de scheepvaart der binnenwateren.
3.
Het vaste regt op bouw- en timmerhout, zal naar de Nederlandsch cubieke el worden betaald, daarbij de evenredigheden volgende, welke vastgesteld zijn bij het bijvoegsel tot het tarief litt. C, gehecht aan gezegde overeenkomst van Mentz.
4.
Het zal echter aan de belanghebbenden vrijstaan hunne keuze te bepalen tot het gewone regt van doorvoer voor zoodanige dier koopwaren, voor welke dat regt minder hoog mogt zijn dan het vaste regt, mits daarvan verklaring doende aan het eerste kantoor bij het binnen komen van het Nederlandsche grondgebied en de formaliteiten der administratie der in- en uitgaande regten vervullende, overeenkomstig de algemeene wetgeving op dat stuk.
5.
De schepen, de vaart uitoefenende op de binnenwateren tusschen de Schelde en den Rijn, zullen aldaar onderworpen zijn aan de betaling der loods-, vuur-, tonnen- en baken-gelden, gelijk mede aan de bij zondere regten vastgesteld voor de kanalen en kunstmatige verbindingen, van welke zij gebruik zouden maken, zonder dat echter de Nederlandsche vaartuigen gunstiger kunnen worden behandeld, dan de Belgische, en zonder dat de op den 19den April 1839 op die wateren van kracht zijnde tarieven verhoogd kunnen worden.
6.
Wanneer, ten gevolge van het openen van nieuwe wegen, het zij kunstmatige, het zij natuurlijke, het noodig was voor die wegen loods-, vuur-, tonnen- of bakengelden vast te stellen, zoo zullen deze nieuwe regten geene andere noch hoogere kunnen zijn dan die in de voormelde tarieven zijn begrepen.