De faillissementspauliana
Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/5.3.3.2.3:5.3.3.2.3 Hoedanigheid van degene met of jegens wie de schuldenaar handelde
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/5.3.3.2.3
5.3.3.2.3 Hoedanigheid van degene met of jegens wie de schuldenaar handelde
Documentgegevens:
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS373552:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Van der Feltz I, p. 443.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 43 lid 1, aanhef en onder 3° t/m 6° Fw zien op gevallen waarin de hoedanigheid van degene met of jegens wie de schuldenaar handelde de aangevochten rechtshandeling een verdacht karakter geeft. De kring van personen op wie deze bepalingen zien is met de invoering van de hiervoor al genoemde 'derde antimisbruikwet' aanzienlijk uitgebreid.
Een verschil met de in art. 43 lid 1, aanhef en onder 1° en 2° Fw genoemde rechtshandelingen is dat de rechtshandelingen waarop art. 43 lid 1, aanhef en onder 3° t/m 6° Fw van toepassing zijn niet altijd zelf tot benadeling van schuldeisers leiden. Interessant is in dit verband de reden die de wetgever noemt om in de situaties genoemd in art. 43 lid 1, aanhef en onder 3° t/m 6° Fw een vermoeden van wetenschap van benadeling aan te nemen:
"de bedoelde personen [zullen] door hunne intieme relatie met den schuldenaar zelden onbekend zijn met diens vermogenstoestand [cursivering: RjvdW]."1
Dit zou de vraag kunnen doen rijzen of art. 43 lid 1, aanhef en onder 3° t/m 6° Fw wel van toepassing zijn als de aangevochten rechtshandeling de benadeling niet zelf heeft veroorzaakt, maar de benadeling het gevolg is van een ander rechtsfeit. Het bewijsvermoeden lijkt niet te worden gegeven omdat partijen vanwege hun relatie met de schuldenaar in de regel zullen hebben geweten dat er naast de rechtshandeling waarbij zij betrokken waren, nog een ander rechtsfeit zou plaatsvinden en de schuldeisers hierdoor uiteindelijk zouden worden benadeeld. Aan de andere kant zou een beperking van het toepassingsbereik tot rechtshandelingen die zelf tot benadeling van schuldeisers hebben geleid, meebrengen dat aan art. 43 lid 1, aanhef en onder 3° t/m 6° Fw naast art. 43 lid 1, aanhef en onder 1° en 2° Fw slechts een beperkte zelfstandige betekenis toekomt.