NJ 2021/295
Aansprakelijkheidsrecht. Aanvang korte verjaringstermijn (art. 3:310 lid 1 BW); toerekening wetenschap bestuurder aan rechtspersoon?; verlengingsgrond van verjaring tussen rechtspersoon en bestuurder (art. 3:321 lid 1, onder d, BW).
HR 11-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1413, m.nt. J.L. Smeehuijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 september 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/02396
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Noot
J.L. Smeehuijzen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS291915:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1413, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑09‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:283, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑06‑2019
- Wetingang
Art. 3:310 lid 1, art. 3:320, 3:321 lid 1 onder d BW
Samenvatting
In beginsel brengt de aard van de functie van bestuurder van een rechtspersoon mee dat zijn wetenschap in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als wetenschap van de rechtspersoon. Dit kan echter onder bijzondere omstandigheden anders zijn.
Dat een eenmaal aangevangen verjaringstermijn van een rechtsvordering van een rechtspersoon tegen zijn bestuurder(s) ingevolge art. 3:321 lid 1, aanhef en onder d, BW in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.