Hof Den Haag, 17-09-2014, nr. 200.142.651/01
ECLI:NL:GHDHA:2014:3706
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
17-09-2014
- Zaaknummer
200.142.651/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2014:3706, Uitspraak, Hof Den Haag, 17‑09‑2014; (Hoger beroep, Rekestprocedure)
- Vindplaatsen
JPF 2015/48
PFR-Updates.nl 2014-0353
Uitspraak 17‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Het hof beschouwt het verwijderen van de keuken uit de echtelijke woning als een benadeling van de gemeenschap. Op grond van artikel 1:164 BW is de vrouw gehouden de schade aan de gemeenschap te vergoeden. nu partijen de auto in onderling overleg hebben verdeeld, heeft de rechter conform artikel 3:185 BW geen rechtsmacht meer.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 17 september 2014
Zaaknummer : 200.142.651/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-1552 en FA RK 13-7059
Zaaknummer rechtbank : C/10/419013 en C/10/431864
[verzoekster],
wonende te [woonplaats 1],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H.E. Borgman te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats 2],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S. Süzen te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 28 februari 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van28 november 2013 van de rechtbank Rotterdam, hersteld bij beschikking van 10 januari 2014.
De man heeft op 2 mei 2014 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vrouw heeft op 17 juni 2014 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 3 juli 2014 een brief van 1 juli 2014 met bijlagen.
Het hof heeft bij beschikking van 16 april 2014 de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking geschorst.
De zaak is op 11 juli 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is voorts, uitvoerbaar bij voorraad en voor zover thans van belang, de verdeling van de gemeenschap vastgesteld.
Bij beschikking van 10 januari 2014 heeft de rechtbank (voor zover voor het hof van belang) bepaald dat in de op 28 november 2013 tussen verzoekster en belanghebbende gegeven beschikking, onder de beslissing mede wordt gelezen:
- bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, telkens bij vooruitbetaling, zal uitkeren € 100,- per maand per kind.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap alsmede de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) van de minderjarigen:
- -
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1];
- -
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats 2].
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de door de man verzochte verdeling af te wijzen, dan wel een beslissing te nemen die het hof in goede justitie juist acht, kosten rechtens.
3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het verzoek van de vrouw in hoger beroep af te wijzen en in incidenteel hoger beroep, bij beschikking voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking en de herstelbeschikking van 10 januari 2014 op de door de man aangevoerde genoemde gronden gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw beschikkende te bepalen:
- -
dat de man zal bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de minderjarigen met een bedrag van € 50,- per maand per kind, bij vooruitbetaling te voldoen, dan wel een zodanig bedrag als het hof redelijk acht;
- -
de vrouw te veroordelen tot voldoening van een bedrag van € 15.000,- aan de huwelijksgemeenschap uit hoofde van de door haar aangerichte schade.
4. De vrouw verzet zich daartegen en verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel hoger beroep, dan wel de grieven van de man in het incidenteel hoger beroep ongegrond te verklaren en/of zijn verzoeken af te wijzen.
Kinderalimentatie
5. Het hof overweegt als volgt. De man heeft verzocht de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te verlagen. De man heeft hiertoe in zijn beroepschrift slechts gesteld dat hij niet kan rondkomen. Ter zitting is hier door de man aan toegevoegd dat in het door de rechtbank gehanteerde inkomen een reiskostencomponent is opgenomen, hetgeen niet als inkomen kan worden aangemerkt. Door de advocaat van de man is ter zitting erkend dat de draagkrachtberekening, zoals deze door de rechtbank is uitgevoerd, voor het overige juist is. Door de man is het reiskostencomponent niet gespecificeerd, noch is er een nieuwe draagkrachtberekening overgelegd. Het hof is van oordeel dat de man, gelet op zijn summiere stelling en de erkenning dat de door de rechtbank gemaakte draagkrachtberekening overigens juist is, niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Het hof verwerpt de grief van de man.
Huwelijksgemeenschap
Schade aan de woning
6. De man stelt dat de vrouw schade in de woning heeft aangericht door het kapot maken van onder meer tegels, laminaat, de badkamer en het maken van gaten in de muur. De vrouw heeft onrechtmatig gehandeld en is schadeplichtig, aldus de man. De man verzoekt een door de vrouw te betalen schadevergoeding van € 15.000,-. De vrouw betwist dat zij de schade heeft aangericht.
7. Het hof overweegt als volgt. Het hof merkt het verzoek van de man aan als een verzoek op grond van benadeling van de gemeenschap op grond van artikel 1:164 Burgerlijk Wetboek (hierna ook: BW) in samenhang met artikel 827 Wetboek van Rechtsvordering. Indien vast komt te staan dat de vrouw de gemeenschap heeft benadeeld, is zij gehouden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden.
8. Ter onderbouwing van de schade aan de woning heeft de man foto’s overgelegd. Uit deze foto’s blijkt weliswaar dat sprake is van beschadigingen aan de woning, doch niet dat deze schade door de vrouw is aangericht. Hoewel door de man een bewijsaanbod hiertoe is gedaan, is ter zitting door de man gesteld dat hij slechts beschikt over getuigen die de schade kunnen bevestigen en niet beschikt over bewijs waaruit blijkt dat de vrouw de schade heeft aangericht. Het hof passeert het bewijsaanbod van de man, nu hieruit niet kan worden afgeleid door wie de schade is aangericht en het bewijsaanbod derhalve niet relevant is. Nu de man er niet in is geslaagd zijn stellingen te onderbouwen - en de man hiervan de bewijslast draagt - kan niet worden vastgesteld dat de vrouw onrechtmatig jegens de man heeft gehandeld. Het hof wijst het verzoek van de man tot een door de vrouw te betalen schadevergoeding af .
Keuken
9. Het hof overweegt dat tussen partijen vaststaat dat de vrouw eigenmachtig de keuken uit de echtelijke woning heeft verwijderd. Het hof merkt het verwijderen van de keuken aan als een benadeling van de gemeenschap op grond van artikel 1:164 BW uit hoofde waarvan de vrouw gehouden is de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden. De vrouw heeft aangeboden de schade te herstellen door terugplaatsing van de keuken in de voormalige echtelijke woning. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen en draagt de vrouw op de keuken terug te plaatsen in de woning op een zodanige wijze dat de keuken weer in de oorspronkelijke staat wordt hersteld. De kosten voor de terugplaatsing komen voor rekening van de vrouw. Indien de vrouw overgaat tot terugplaatsing van de keuken is er niet langer sprake van schade, zodat de bestreden beschikking op dat punt zal worden vernietigd.
Verdeling
10. Ter zake van de verdeling van de huwelijksgemeenschap overweegt het hof eerst als volgt. De vrouw heeft in haar petitum verzocht de bestreden beschikking te vernietigen. Ter zitting is door de vrouw gesteld dat haar verzoek dient te worden verstaan als een verzoek de verdeling tussen partijen te gelasten ten overstaan van een notaris.
Auto
11. Partijen hadden ten tijde van het huwelijk een auto, [merk], in eigendom. Deze auto is na het feitelijk uiteengaan van partijen door de man verkocht aan een sloopbedrijf. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat zij in contact zullen treden met het sloopbedrijf en zullen verzoeken om een opgave voor welk bedrag de auto door de man is verkocht. De opgave van het sloopbedrijf is tussen partijen bindend. De man zal aan de vrouw de helft van de verkoopopbrengst betalen.
Echtelijke woning
12. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de echtelijke woning. Partijen zijn overeengekomen dat de woning zal worden verkocht. Partijen hebben de woning in eigendom verkregen van Woningbouwvereniging Havensteder met terugkoopgarantie. Gelet op deze terugkoopgarantie zullen partijen in contact treden met Havensteder en zullen zij zich beiden inspannen om de woning te verkopen aan Havensteder danwel anderszins. Indien de woning met een overwaarde zal worden verkocht zal de opbrengst bij helfte worden gedeeld tussen partijen. Indien na verkoop van de woning sprake is van een restantschuld zijn partijen ieder voor de helft draagplichtig ter zake van deze schuld.
13. Nu partijen de echtelijke woning en de auto in onderling overleg hebben verdeeld, heeft het hof geen rechtsmacht meer om op grond van artikel 3:185 BW de wijze van verdeling te gelasten ter zake van deze bestanddelen en zal het hof op grond van artikel 819 Rv de door partijen getroffen regelingen opnemen in de beschikking.
Bankrekening en appartementen
14. Door de vrouw is gesteld dat de man vier appartementen in [plaats] in eigendom heeft. Deze appartementen werden verhuurd en de huuropbrengsten werden gestort op een bankrekening die tijdens het huwelijk aanwezig was. De man heeft het voorgaande bestreden en stelt dat zijn vader vier appartementen in eigendom heeft.
15. Het hof overweegt als volgt. Nu de vrouw stelt dat vier appartementen en een bankrekening tot de gemeenschap behoren, rust op haar de bewijslast hiervan. De vrouw heeft haar stellingen niet met stukken onderbouwd noch haar stelling anderszins aannemelijk gemaakt. Het hof passeert de stellingen van de vrouw hieromtrent.
Schuld broer
16. De vrouw stelt dat partijen ten behoeve van de aankoop van de keuken een lening van € 9.000,- zijn aangegaan bij de broer van de vrouw, de heer [naam]. De man heeft deze lening bestreden en gesteld dat de vrouw niet heeft aangetoond dat, voor zover sprake is van een lening, de vrouw gehouden is voornoemd bedrag aan de broer terug te betalen.
17. Het hof overweegt als volgt. Door de vrouw is weliswaar een overeenkomst van geldlening overgelegd, doch enig bewijs dat door de broer daadwerkelijk een bedrag van € 9.000,- aan partijen is betaald ontbreekt. Voor zover sprake is van een lening en deze schuld opeisbaar wordt, oordeelt het hof dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn.
18. Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof zal beslissen als volgt.
BESLISSING
Het hof vernietigt de bestreden beschikking, voor zover betrekking hebbende op de verdeling van de gemeenschap, en gelast de verdeling van de gemeenschap als volgt:
gelast partijen de saldi van de bankrekeningen op naam van partijen dan wel op naam van een van hen per peildatum te verdelen bij helfte;
voor zover sprake is van een schuld van partijen aan de broer van de vrouw en deze opeisbaar wordt, is ieder voor de helft draagplichtig;
veroordeelt de vrouw binnen 14 dagen na deze beschikking tot terugplaatsing van de keuken in de echtelijke woning en bepaalt dat de vrouw de kosten van de terugplaatsing draagt;
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van de helft van de verkoopopbrengst van de [merk];
beveelt partijen voor zover nog sprake is van een nog onverdeelde huwelijksgemeenschap over te gaan tot verdeling van daarvan ten overstaan van een notaris;
benoemt, indien de man en de vrouw zich niet over de keuze van een notaris kunnenverstaan, tot notaris ten overstaan van wie de werkzaamheden van de verdeling zullen geschieden mr. A.R. Autar, notaris ter standplaats Rotterdam of diens waarnemer of opvolger;
bepaalt dat de man en de vrouw voor de gekozen of benoemde notaris te dien einde moeten verschijnen op door deze te bepalen tijd en plaats;
benoemt tot onzijdig persoon om de man, indien hij mocht weigeren voor de notaris te verschijnen, of verschenen zijnde, mocht weigeren tot de verdeling mee te werken, te vertegenwoordigen en hetgeen zij mocht ontvangen te beheren: mr. A.M.C. van Bremen, te Leiden;
benoemt tot onzijdig persoon om de vrouw, indien zij mocht weigeren voor de notaris te verschijnen, of verschenen zijnde, mocht weigeren tot de verdeling mee te werken, te vertegenwoordigen en hetgeen zij mocht ontvangen te beheren: mr. M.Y.M. Renken, te Leiden;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stollenwerck en Mulder, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2014.