Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/2.7.11:2.7.11 Splitsing onder toezicht van de rechter
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/2.7.11
2.7.11 Splitsing onder toezicht van de rechter
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS432089:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierover uitgebreid: Koster 2009, p. 173 – 176.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Splitsing onder toezicht van de rechter, geregeld in artikel 23 Zesde richtlijn, heeft een bijzondere positie in de Zesde richtlijn. Bij de splitsing onder toezicht van de rechter hebben lidstaten de mogelijkheid te bepalen dat de rechter voor bepaalde formaliteiten voor de procedure tot splitsing ontheffing kan verlenen – opgesomd in artikel 23 lid 2 Zesde richtlijn –, mits de rechter in de betreffende lidstaat een aantal bevoegdheden heeft – opgenomen in artikel 23 lid 1 Zesde richtlijn. Artikel 23 Zesde richtlijn heeft een facultatief karakter, implementatie in de nationale wetgevingen van de lidstaten is dus optioneel. De mogelijkheid tot splitsing onder toezicht van de rechter is opgenomen om aan de wens van het Verenigd Koninkrijk tegemoet te komen, zodat deze lidstaat geen ingrijpende wijzigingen hoefde door te voeren in de op dat moment in het Verenigd Koninkrijk geldende wetgeving.1
Lidstaten kunnen de splitsing alleen onder toezicht van de rechter laten plaatsvinden, als de rechter een aantal bevoegdheden heeft. Ten eerste moet de rechter de bevoegdheid hebben de algemene vergadering van aandeelhouders van de gesplitste vennootschap bijeen te roepen om zich uit te spreken over de splitsing (artikel 23 lid 1 sub a Zesde richtlijn). Ten tweede moet de rechter de bevoegdheid hebben zich er van te vergewissen dat de aandeelhouders van elke aan de splitsing deelnemende vennootschap kennis hebben kunnen nemen van het splitsingsvoorstel, de jaarrekeningen en de jaarverslagen over de laatste drie boekjaren van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen (artikel 9 lid 1 sub a en b Zesde richtlijn) en, indien van toepassing, tussentijdse cijfers, verslagen van bestuurs- of leidinggevende organen van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen en verslagen van deskundigen (artikel 9 lid 1 sub c, d en e Zesde richtlijn). Indien de lidstaat gebruik heeft gemaakt van de in artikel 6 Zesde richtlijn geboden mogelijkheid, namelijk het achterwege laten van goedkeuring van de splitsing door de algemene vergadering van aandeelhouders, moet de termijn waarbinnen de aandeelhouders gebruik hebben kunnen maken van hun recht de algemene vergadering bijeen te roepen om alsnog als algemene vergadering over de splitsing te oordelen, lang genoeg zijn geweest om die rechten uit te oefenen. Deze door de Zesde richtlijn voorgeschreven bevoegdheden zien vooral op bescherming van de positie van de aandeelhouders van de aan de splitsing deelnemende vennootschappen.
Naast de hierboven beschreven bevoegdheden moet de rechter ook de bevoegdheid hebben zich er van te vergewissen dat de schuldeisers van de aan de splitsing deelnemende vennootschappen ten minste het splitsingsvoorstel hebben ontvangen en genoeg tijd hebben gehad om zich vóór de algemene vergadering van aandeelhouders van de aan de splitsing deelnemende vennootschappen een beeld te vormen over de splitsing (artikel 23 lid 1 sub d Zesde richtlijn). Tevens moet de rechter de bevoegdheid hebben elke vergadering van schuldeisers van iedere aan de splitsing deelnemende vennootschap bijeen te roepen om zich over de splitsing uit te spreken en moet hij de bevoegdheid hebben de splitsing goed te keuren.
Indien de rechter de hierboven genoemde bevoegdheden heeft, kan hij, wanneer hij vaststelt dat is voldaan aan de informatieverplichtingen jegens aandeelhouders (artikel 23 lid 1 sub b Zesde richtlijn) en schuldeisers (artikel 23 lid 1 sub d Zesde richtlijn) en aandeelhouders en schuldeisers geen schade kunnen leiden ten gevolge van de splitsing, ontheffing verlenen van bepaalde formaliteiten voor de splitsing. De formaliteiten waarvoor ontheffing verleend kan worden betreffen:
de openbaarmaking van het splitsingsvoorstel op basis van artikel 4 Zesde richtlijn;
de formaliteiten die in acht moeten worden genomen indien de lidstaat gebruik heeft gemaakt van de in artikel 6 Zesde richtlijn geboden mogelijkheid de goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhouders van het splitsingsvoorstel achterwege te laten, en
de termijnen die zijn vastgesteld op basis van artikel 9 Zesde richtlijn betreffende de inzagerechten van aandeelhouders (artikel 23 lid 2 sub a tot en met c Zesde richtlijn). De rechter kan de ontheffing voor de openbaarmaking van het splitsingsvoorstel echter alleen verlenen indien de wetgeving van een lidstaat voorziet in een zodanige bescherming van belangen van schuldeisers, dat alle vorderingen van schuldeisers gedekt zijn, ongeacht of deze vorderingen zijn ontstaan vóór de openbaarmaking van het splitsingsvoorstel of daarna.