NJ 2016/351
Auteursrecht en naburige rechten. Reproductierecht. Beperkingen en restricties. Begrip ‘parodie’. Autonoom Unierechtelijk begrip.
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie (Grote kamer)
- Datum
3 september 2014
- Magistraten
V. Skouris, K. Lenaerts, R. Silva de Lapuerta, M. Ilesic, L. Bay Larsen, A. Borg Barthet, M. Sofjan, A. Rosas, G. Arestis, S. Svaby, A. Prechal, C. Vajda, S. Rodin
- Zaaknummer
C-201/13
- Conclusie
A-G P. Cruz Villalón
- Noot
P.B. Hugenholtz
- Roepnaam
Deckmyn/Vandersteen
- Folio weergave
- JCDI
JCDI:ADS110787:1
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Auteursrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2014:2132, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie (Grote kamer), 03‑09‑2014
ECLI:EU:C:2014:900, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2014
- Wetingang
Art. 5 lid 3 onder k Richtlijn 2001/29/EG
Essentie
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Brussel (België) bij beslissing van 8 april 2013.
Auteursrecht en naburige rechten. Reproductierecht. Beperkingen en restricties. Begrip ‘parodie’. Autonoom Unierechtelijk begrip.
Samenvatting
Art. 5 lid 3 onder k Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat het in deze bepaling vervatte begrip ‘parodie’ een autonoom Unierechtelijk begrip is.
Art. 5 lid 3 onder k Richtlijn 2001/29 moet aldus ...