Rb. Midden-Nederland, 20-04-2022, nr. 16/063147-21 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2022:1481
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
20-04-2022
- Zaaknummer
16/063147-21 (P)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2022:1481, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 20‑04‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor zes feiten: medeplegen van witwassen en daarvan een gewoonte maken, bezit en handel in soft- en harddrugs, deelneming aan een criminele organisatie, bezit valse bankbiljetten en voorhanden hebben van een jammer. Gevangenisstraf van 38 maanden. In het vonnis is rekening gehouden met procesafspraken die door de officier van justitie en de verdediging zijn gemaakt.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/063147-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1981] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: verdachte.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 juni 2021, 25 augustus 2021, 3 november 2021, 20 december 2021, 31 januari 2022, 14 maart 2022 en 20 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.
2. INLEIDING
2.1
De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 24 februari 2010 tot en met 5 maart 2021 te Blaricum en/of Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- een of meerdere (zeer) (grote) geldbedrag(en) en/of
- (in totaal) € 21.902,65 aan contante betalingen/aankopen en/of- een (contant betaalde) Ford Fiësta met kenteken [kenteken] en/of- een (contant betaalde) Peugeot 107 met kenteken [kenteken] en/of- op 5 maart 2021 te Huizen € 1.000.000 en/of € 1.298,80 en/of- op 5 maart 2021 te Blaricum € 22.811 en/of 1090 Marokkaanse Dirham en/of een (grote) hoeveelheid designer-, kleding en/of schoenen en/of accessoires
heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
feit 2
in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Blaricum en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine/MDMA/MDA en/of;
- op 5 maart 2021 te Blaricum 156 gram cocaïne en/of 131 pillen MDMA.
feit 3
in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad
- een of meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of hasjiesj en/of
- op 5 maart 2021 te Huizen 100 gram en/of te Blaricum 126,32 kilogram hasjiesj;
feit 4
op 5 maart 2021 te Blaricum, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
meerdere bankbiljetten (van € 100,00, € 50,00, € 20,00, € 10,00 en € 5,00) ten bedrage van in totaal € 1.265,00 voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte toen hij die bankbiljetten ontving wist dat ze vals waren, met als doel die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven;
feit 5
op 5 maart 2021 te Blaricum, tezamen en in vereniging met een ander een (zilverkleurige) jammer, zonder vergunning, heeft aangelegd en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt;
feit 6
in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland, meermalen, (telkens) heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met (onder andere) [medeverdachte 2] .
2.2
Het afdoeningsvoorstel en de beoordeling
De officier van justitie heeft in deze strafzaak aan de rechtbank - op verzoek van de verdediging - het verzoek gedaan om te komen tot procesafspraken. Partijen hebben overeenstemming bereikt en deze afspraken bevatten onder meer de gezamenlijke zienswijzen van de officier van justitie en de verdediging over de beoordeling van de ten laste gelegde feiten en de op te leggen straf.
Het afdoeningsvoorstel dat aan de rechtbank is voorgelegd houdt - kort gezegd - concreet in dat:
- het indienen van onderzoekswensen achterwege blijft alsook het instellen van hoger beroep wanneer de rechtbank meegaat in deze procesafspraken;- verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens;- er tussen partijen overeenstemming is over de bewijspositie en verdachte afziet van het voeren van verweren;- de officier van justitie een gevangenisstraf van 38 maanden vordert;
- de officier van justitie met verdachte een schikking van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten bedrage bedrag van € 227.126,20 is overeengekomen waarmee vervolging daarvoor wordt voorkomen mits aan de betaling van het geldbedrag wordt voldaan.
Deze afspraken hebben tijdens de inhoudelijke behandeling de nodige aandacht gekregen. Daarbij was een belangrijk element of verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak konden hebben. Daarover is op de zitting van 14 maart 2022 met verdachte gesproken. Verdachte heeft bevestigd dat hij weloverwogen, voldoende geïnformeerd en vrijwillig ervoor heeft gekozen in te stemmen met de procesafspraken, en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan.
Centraal bij het onderzoek op de zitting stond bovenal de beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.), meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf.
Ook in dit vonnis staan de overwegingen over de artikelen 348-350 Sv voorop. Bij de bepaling van de straf en de motivering daarvan is ook aandacht voor de procesafspraken, waarbij de inhoud en de doorwerking van de procesafspraken worden besproken.
3. VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 1, zesde gedachtestreepje, ten laste gelegde - te weten de designer-, kleding en/of schoenen en/of accessoires - dient verdachte partieel vrijgesproken te worden, nu is gebleken dat dit merkvervalsingen betreffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat deze strafzaak, vanwege de gemaakte procesafspraken, geen regulier karakter heeft.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de aanvangsdatum van de tenlastegelegde periode (24 februari 2010) niet klopt. Volgens het standpunt van de officier van justitie - en de verklaring van verdachte - is hij pas vanaf eind 2020 begonnen met criminele activiteiten. Het bewijs voor de tenlastegelegde periode kan daarom niet volgen uit het indexdelict. Daarnaast hebben de contante uitgaven van in totaal
€ 22.811,- betrekking op een periode van langer dan 11 jaar (2010 tot en met 2020), zodat het omgerekend om een bedrag van € 2.000,- per jaar gaat. Dit is geen situatie waarvoor een verklaring van verdachte mag worden verlangd ten aanzien van de herkomst van het geld.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde vrijspraak bepleit.
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het valse geld in zijn woning.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1, 2, 3, 5 en 6
De feiten 1, 2, 3, 5 en 6 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze ten laste gelegde feiten (deels) bekend en de raadsman heeft geen (volledige) vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van alle feiten:
- de (deels) bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2022;
Ten aanzien van feit 1:
- een of meerdere (zeer) (grote) geldbedrag(en)
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (geldoverdrachten uitgewerkt aan de hand van dataset SKY-ID “ [.] ”) van
18 mei 2021, genummerd 210416.1310, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , doorgenummerde pagina’s 642 tot en met 654;
- contante betalingen/aankopen
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (contante betalingen) van 11 maart 2021, genummerd 210310.1108, opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] , doorgenummerde pagina’s 362 tot en met 363;
- een (contant betaalde) Ford Fiësta met kenteken [kenteken]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (contante aankoop auto's) van 30 maart 2021, genummerd 210330.1607, opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] , doorgenummerde pagina’s 442 en 443;
- een (contant betaalde) Peugeot 107 met kenteken [kenteken]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2021, genummerd 20210406.1005.36247, opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] , doorgenummerde pagina 446;
- op 5 maart 2021 te Huizen € 1.000.000 en € 1.298,80
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van observatie van
5 maart 2021, genummerd 2021070391, opgemaakt door politie eenheid Amsterdam, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 8] , [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , doorgenummerde pagina’s 216 en 217;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
11 maart 2021, genummerd 110321. [verbalisant 13] .1136, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] , doorgenummerde pagina’s 258 en 259;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (Beslagname onder verdachte [verdachte] uit fouillering ) van 6 maart 2021, genummerd 210307.1203. [verbalisant 14] , opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 14] , doorgenummerde pagina 256;
- geld op 5 maart 2021 te Blaricum
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 maart 2021, genummerd 20210603.1516. [verbalisant 15] , opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , doorgenummerde pagina 233;
Ten aanzien van het inkomen van verdachte:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal witwassen van 26 juli 2021, genummerd 210719.0929. [verbalisant 11] .PV Witwassen [verdachte] , opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] , doorgenummerde pagina’s 1249 t/m 1265.
Ten aanzien feit 2:
- meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (drugshandel door [medeverdachte 2] en [verdachte] zichtbaar in SKY-berichten) van 19 juli 2021, genummerd 20210715.1239, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s 986 tot en met 1062;
- op 5 maart 2021 te Blaricum 156 gram cocaïne en/of 131 pillen MDMA
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 maart 2021, genummerd 20210603.1516. [verbalisant 15] , opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , doorgenummerde pagina’s 233 en 234;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (drugstest positief) van 8 maart 2021, genummerd 2021030811004134, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 263;
- -
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [A] , werkzaam als NFI-deskundige forensische drugsanalyse bij het Nederlands Forensisch instituut, zaaknummer 2021.03.08.104 (aanvraag 001), houdende een rapport NFiDENT van8 maart 2021, doorgenummerde pagina 159;
- -
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [A] , werkzaam als NFI-deskundige forensische drugsanalyse bij het Nederlands Forensisch instituut, zaaknummer 2021.03.08.104 (aanvraag 002), houdende een rapport NFiDENT van8 maart 2021, doorgenummerde pagina 160;
Ten aanzien feit 3:
- meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of hasjiesj
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (drugshandel door [medeverdachte 2] en [verdachte] zichtbaar in SKY-berichten) van 19 juli 2021, genummerd 20210715.1239, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s
986 tot en met 1062;
- op 5 maart 2021 te Blaricum 126,32 kilogram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (aantreffen en openen aangetroffen pakketten) van 6 maart 2021, genummerd MDRAA21007-31, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina 245 tot en met 247;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal test inzake Opiumwet van
7 maart 2021, genummerd PL0900-MDRAA21007, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina 424;
Ten aanzien feit 5:
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (inbeslagname "jammer" en strafbaarheidstelling) van 8 maart 2021, genummerd 2021030816004134, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 295 en 296;
- -
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [B] , werkzaam als inspecteur (afdeling markttoezicht) bij het Agentschap Telecom, houdende een rapport van bevindingen technisch onderzoek (met bijlagen) van 9 maart 2021, doorgenummerde pagina’s 297 tot en met 300;
Ten aanzien feit 6:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (relaas CSV [medeverdachte 2] - [verdachte] ) van 15 juli 2021, genummerd MDRAA21007 - 548, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , doorgenummerde pagina’s 1063 tot en met 1082.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1:
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 7 september 2017 tot en met 5 maart 2021 schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – witwassen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van het eerste en vijfde gedachtestreepje
De rechtbank stelt voorop dat verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2022 heeft verklaard dat hij eind 2020 is begonnen met criminele activiteiten. Gelet op deze verklaring, in onderling verband en samenhang bezien met voornoemde bewijsmiddelen, kunnen het eerste en vijfde gedachtestreepje van het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden. Door de verdediging is op dit punt ook geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van het tweede, derde en vierde gedachtestreepje
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte (en medeverdachte [medeverdachte 1] ) op 9 maart 2021 zijn diverse facturen van contante aankopen (in totaal € 21.902,65) aangetroffen. Op het overzicht van de analyse van deze facturen valt de rechtbank in het bijzonder één factuur op, namelijk een factuur van 15 juli 2019 voor aankoop van een keuken voor een bedrag van € 7.950,-.
Daarnaast is gebleken dat er twee auto’s op naam van de vrouw van verdachte staan, medeverdachte [medeverdachte 1] :
- een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] gekocht op 7 september 2017 voor een bedrag van € 10.100;
- een Peugeot 107 met kenteken [kenteken] gekocht op 13 september 2017 voor een bedrag van € 3.100 of € 3.200.
De rechtbank is van oordeel dat deze uitgaven, bezien in het licht van het legale inkomen van de partner van verdachte (medeverdachte [medeverdachte 1] ) - te weten € 28.185,00 netto in 2017 en
€ 28.548,00 netto in 2019 - relatief hoge bedragen zijn. Verdachte had - in ieder geval - vanaf 2017 geen legaal arbeidsinkomen. Bovendien is het opmerkelijk dat deze bedragen contant zijn betaald. Gelet op die combinatie van feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld. Verdachte heeft (net zoals verdachte [medeverdachte 1] ) verklaard dat deze ‘extra’ aankopen betaald zijn met contant geld dat hij had gespaard door (onder andere) werkzaamheden als personal-trainer en hand- en spandiensten voor zijn broer. Deze contante bedragen zijn niet op een bankrekening gestort. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting op 14 maart 2022 verklaard dat hij niet alle bedragen heeft opgegeven bij de aangifte inkomstenbelasting bij de belastingdienst. Verdachte had dit wat betreft de inkomstenbelasting 2017 tot en met 2019 op 5 dan wel 9 maart 2021 - de ten laste gelegde datum waarop de facturen van de contante aankopen en de auto’s zijn aangetroffen - al wel moeten doen. Het is een misdrijf om geen belastingaangifte te doen binnen de daarvoor gestelde termijn. Naar vaste rechtspraak heeft te gelden dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen ‘afkomstig van enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis en 420quater Sr.1.
Daarmee staat vast dat - in ieder geval een gedeelte van - het geld waarmee de keuken en de auto’s zijn aangekocht afkomstig was uit misdrijf, te weten dat gedeelte dat aan belasting afgedragen had moeten worden.
Overigens is niet vereist dat het voorwerp geheel uit misdrijf afkomstig is. Ook indien sprake is van een geldbedrag dat deels bestaat uit crimineel geld en deels uit legaal geld, is sprake van een voorwerp dat uit misdrijf afkomstig is.2.
Het voorhanden en/of overdragen hebben van (een gedeelte van) geld dat ter beschikking is gekregen als vergoeding voor verrichte werkzaamheden levert witwassen op, indien, naar verdachte wist, die inkomsten aan de belastingheffing waren onttrokken.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in vereniging in de periode van 7 september 2017 tot en met 5 maart 2021 geld en auto’s voorhanden en/of overgedragen heeft, terwijl hij wist dat dit middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde bedragen zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het zesde gedachtestreepje
Ten aanzien van een bedrag van € 22.811
Op 5 maart 2021 zijn in (een kledingkast in) de woning van verdachte (en zijn partner, medeverdachte [medeverdachte 1] ) diverse geldbedragen aangetroffen. Nu in het dossier verschillende totaalbedragen worden genoemd (€ 22.811, € 21.510 en € 20.000) en het de rechtbank onduidelijk is waar dit verschil in gelegen is, zal de rechtbank – in het voordeel van verdachte – uitgaan van het (laagste) bedrag van € 20.000,- (bestaande uit 4 bundels van 100 x € 50). Verdachte heeft dit feit bekend en de raadsman heeft geen verweer gevoerd op dit punt.
Ten aanzien van een bedrag van 1090 Marokkaanse Dirham
De rechtbank is van oordeel dat voor het bedrag aan Marokkaanse Dirham niet is gebleken van aanwijzingen vooreen gerechtvaardigd witwasvermoeden. Niet valt uit te sluiten dat verdachte (en/of medeverdachte [medeverdachte 1] ) dit relatief lage geldbedrag (omgerekend ongeveer € 100,00) hebben meegenomen van een vakantie in Marokko, zoals verdachte heeft verklaard. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten die erop duiden dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zouden zijn. De rechtbank zal verdachte op dit punt dan ook partieel vrijspreken.
Ten aanzien van designer (althans dure) kleding, schoenen en accessoires
Uit het dossier blijkt dat in ieder geval de in de woning aangetroffen horloges merkvervalsingen betreffen. Ten aanzien van de overige goederen hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat dit ook merkvervalsingen betreffen. Uit het dossier blijkt niet dat de kledingstukken en schoenen authentiek waren, zodat niet valt uit te sluiten dat het merkvervalsingen betrof. Verdachte heeft het witwasvermoeden daarmee voldoende weerlegd, zodat de rechtbank verdachte op dit punt ook partieel zal vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4 3.
Op 5 maart 2021 werd tijdens een doorzoeking op het adres [adres] te [plaatsnaam] in een bureaulade op de zolderverdieping een geldbedrag van € 1.215,- en 1 biljet van € 50,00 euro aangetroffen en in beslag genomen. Het geldbedrag van € 1.215 ,- bestond uit de volgende biljetten:• 2 maal 100 euro• 13 maal 50 euro• 17 maal 20 euro• 1 maal 10 euro• 3 maal 5 euro.4.
In het bijzijn van verbalisant werd voornoemd geld aangeboden aan de geldstortautomaat. Verbalisant zag dat enkele twintig euro biljetten na het aanbieden door voornoemd apparaat werden geweigerd. Er is contact opgenomen met de Nederlandse Bank te Amsterdam met de vraag, indien voornoemd apparaat biljetten weigert of dit een eerste indicatie is voor vals geld. De dienstdoende medewerker liet weten dat dit zo was, indien de biljetten op de juiste en voorgeschreven wijze werden aangeboden (onder andere zonder vouwen).
Door een langdurig grootschalig rechercheonderzoek (naar de productie en distributie van vals geld) is verbalisant ambtshalve bekend met een aantal kenmerken waarop een eurobiljet gecontroleerd kan worden op echtheid. Verbalisant zag ten aanzien van bovengenoemde inbeslaggenomen eurobiljetten dat:- Bij de vijftig (50) euro biljetten het zogenaamde watermerk zich niet op de juiste plek bevond en op het biljet was geprint en dat daarnaast het watermerk niet oplichtte toen het biljet tegen het licht werd gehouden. Tevens vertoonde het smaragdgroene cijfer 50 geen lichteffect bij het kantelen van het biljet.- Bij de twintig (20) euro biljetten constateerde de verbalisant dat meerdere biljetten voorzien waren van hetzelfde serienummer startend met MB, terwijl een serienummer slechts éénmaal wordt uitgegeven. Bij andere biljetten verscheen er geen portretraampje in het biljet ophet moment dat het biljet tegen het licht werd gehouden. Ook vertoonde het smaragdgroene cijfer 20 bij diverse twintig euro biljetten geen lichteffect bij het kantelen van het biljet.
- Bij het tien (10) euro biljet was er geen glanzend hologram op het biljet aanwezig, maar was deze op het biljet geprint.
Verbalisant heeft gelet op voorgaande geconcludeerd dat het aangetroffen bedrag (1215 euro en 50 euro) vals geld betrof.5.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 maart 2022 verklaard dat hij wist dat er geld in een bureaulade op de zolder lag, maar dat hij pas achteraf wist dat dit vals geld was.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4
De rechtbank overweegt dat het valse geld (ten bedrage van in totaal € 1.265,-) is aangetroffen in een bureaulade op de zolderverdieping van de woning van verdachte. Het echte en onvervalste geld is aangetroffen in de kledingkast van verdachte en ook tijdens de fouillering van verdachte. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat er naast het valse geld ook echt geld in de bureaulade lag, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat in de bureaulade alleen vals geld lag. Verdachte heeft dus kennelijk het valse geld apart gehouden. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte op het moment dat hij de valse bankbiljetten ontving bekend was met de valsheid daarvan.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van dit valse geld en dit op 5 maart 2021 te Blaricum voorhanden heeft gehad, met het oogmerk ze als echt en onvervalst uit te geven.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op tijdstippen in de periode van 7 september 2017 tot en met 5 maart 2021 te Blaricum en/of Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, (telkens) (van) meerdere voorwerpen, te weten
- meerdere (zeer) (grote) geldbedragen en
- € 7.950 aan contante betaling/aankoop en
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Ford Fiësta
gekentekend [kenteken] en
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Peugeot 107
gekentekend [kenteken] en
- op 5 maart 2021 te Huizen 1.000.000 Euro en 1.298,80 Euro en
- op 5 maart 2021 te Blaricum 20.000 Euro
- de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die voorwerpen was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerpen voorhanden hadden en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) (telkens) wisten dat die voorwerpen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Blaricum en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen meermalen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne
en
op 5 maart 2021 te Blaricum 156 gram cocaïne en 131 pillen MDMA met een gewicht van 50,89 gram opzettelijk aanwezig heeft gehad,
zijnde cocaïne en MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
op tijdstippen in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander,
meermalen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad meerdere (grote) hoeveelheden hennep en/of hasjiesj en
- op 5 maart 2021 te Blaricum tezamen en in vereniging met een ander 126,32 kilogram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad,
zijnde hennep en hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
feit 4
op 5 maart 2021 te Blaricum, , opzettelijk meer bankbiljetten van 100 euro en 50 euro en 20 euro en 10 euro en 5 euro (in totaal 1.265 euro), waarvan de valsheid hem, toen hij deze ontving, bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
feit 5
op 5 maart 2021 te Blaricum opzettelijk een radioapparaat, te weten een (zilverkleurige) jammer (zonder merk en type aanduiding), geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat radioapparaat geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
feit 6
op tijdstippen in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland, meermalen (telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2] , welke organisatie (telkens) tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten gewoontewitwassen en/of handelen in strijd met de Opiumwet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van witwassen en van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben;
feit 5
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet;
feit 6
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 6 is er sprake van eendaadse samenloop.
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - conform de procesafspraken - gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 38 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen bij onherroepelijk worden van het vonnis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is een first offender, is zijn huis verloren en is moreel ‘terechtgesteld’ door zijn familie. Verder heeft de partner van verdachte haar baan verloren. Daarnaast heeft verdachte op de meeste punten een bekennende verklaring afgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft (in ieder geval) voor een periode van enkele maanden deel uit gemaakt van een criminele organisatie. Verdachte voerde de overdrachten van drugs en geld - in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 2] - daadwerkelijk uit. Verdachte onderhield ook contacten met leveranciers en afnemers. In de periode van 18 januari 2021 tot en met 10 februari 2021 zijn in 8 transacties bedragen tussen 1 miljoen en 4,5 miljoen euro overgedragen, in totaal 12,7 miljoen euro.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het witwassen (in vereniging) van zeer grote geldbedragen en heeft daarvan een gewoonte gemaakt. Daarnaast heeft verdachte diverse (contante) inkomsten niet opgegeven bij de belastingdienst. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen.
Verdachte heeft zich verder, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het bezit en de handel in zowel soft- als harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Door het voorhanden hebben van en het handelen in dergelijke middelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek. Het handelen van verdachte is slechts gericht geweest op eigen financieel gewin, zonder daarbij acht te slaan op de mogelijke negatieve gevolgen voor anderen.
Daarnaast heeft verdachte een groot aantal valse bankbiljetten in bezit gehad. Daarmee faciliteert verdachte de handel in vals geld, die in het algemeen het vertrouwen in papiergeld en het monetaire verkeer grote schade toebrengt en in het bijzonder de latere onwetende ontvanger in ernstige mate dupeert.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een jammer. Het bezit hiervan is maatschappelijk onaanvaardbaar, omdat het apparaat geschikt is om doelgericht de mobiele communicatie te verstoren van bijvoorbeeld de politie en hulpdiensten. Deze diensten kunnen daardoor niet en/of slecht bereikbaar zijn, hetgeen een gevaar oplevert voor de samenleving. Voorts kan een dergelijk apparaat worden gebruikt om bij criminele activiteiten de opsporing of het onderzoek daarvan te verhinderen of bemoeilijken.
Persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 12 november 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een e-mailbericht van 7 maart 2022 van [C] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, waarin het verloop van het schorsingstoezicht staat beschreven. Verdachte stelt zich begeleidbaar op, komt zijn afspraken na en is ook telefonisch goed bereikbaar. Verdachte heeft na zijn schorsing vrij snel werk gevonden. Zijn werkgever is erg over verdachte te spreken. Verdachte heeft meerdere keren laten weten spijt te hebben van wat er is gebeurd en betreurt het dat hij zijn familie zoveel pijn heeft gedaan. Sinds het schorsingstoezicht zijn er bij de toezichthouder geen nieuwe meldingen en/of mutaties binnen gekomen.
De op te leggen straf De officier van justitie en verdachte zijn een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden overeengekomen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf voor wat betreft het witwassen - bij gebreke van richtlijnen van de rechtspraak - gekeken naar de Richtlijn van het Openbaar Ministerie. In het geval van witwassen van een bedrag van (meer dan) 1 miljoen euro is het uitganspunt een gevangenisstraf van 32 maanden. Voor het bezit en de handel in drugs bestaan er binnen de rechtspraak wel door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Het uitganspunt voor bezit en/of handel van harddrugs is een forse gevangenisstraf. De rechtbank weegt daarbij als strafverzwarend mee dat verdachte onderdeel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie en dat de feiten in vereniging hebben plaatsgevonden. Ook heeft verdachte vals geld en een jammer voorhanden gehad. Alles bij elkaar genomen zou de rechtbank, gelet op de rol van verdachte, in beginsel een gevangenisstraf tussen de 4,5 en 5 jaar (54 maanden tot 60 maanden) in deze zaak op zijn plaats vinden.
De door middel van de procesafspraken aan de rechtbank voorgelegde straf van 38 maanden, komt dus neer op een vermindering met grofweg een derde deel. Een ‘korting’ van maximaal 1/3 is bij procesafspraken in internationaal verband geen uitzondering en wordt ook door deze kamer in deze zaak gezien als passende bandbreedte.6.Een korting is daarnaast gerechtvaardigd, omdat verdachte meewerkt aan een procedure die uiteindelijk leidt tot tijdwinst. Snellere of verkorte afdoening van een specifieke zaak kan zowel in het belang van die ene zaak, als in het belang van andere zaken zijn, omdat – ook in hoger beroep en cassatie - (zittings)capaciteit beschikbaar blijft om andere zaken af te doen. Dit mag uiteraard geen doel op zich zijn, maar de rechtbank kan zijn ogen niet sluiten voor het feit dat zaken als deze, waarin de problematiek speelt van internationaal gekraakte pgp-servers, een groot beslag leggen op de schaarse zittingstijd, waardoor andere zaakstromen (bijvoorbeeld cybercrime, zedendelicten, geweldsdelicten en fraude) in de verdrukking kunnen komen. Daarnaast zorgen de procesafspraken er ook voor dat de opgelegde straf sneller kan worden geëxecuteerd en dat ook direct het overeengekomen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel door de staat kan worden geïncasseerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van het afdoeningsvoorstel, recht doet aan deze zaak, waarbij zowel het belang van verdachte als dat van de maatschappij geëerbiedigd wordt. Kortom, de rechtbank zal verdachte veroordelen tot de in het afdoeningsvoorstel genoemde straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 4 november 2021 geschorst voor onbepaalde tijd. Het bevel tot schorsing voorlopige hechtenis verliest zijn werking op het moment dat het vonnis onherroepelijk wordt, zodat de rechtbank geen beslissing hoeft te nemen op het verzoek van de officier van justitie tot opheffing schorsing bij onherroepelijk worden van het vonnis.
9. BESLAG
Onder verdachte zijn diverse goederen in beslag genomen. Uit de inhoud van de procesafspraken blijkt dat verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens. Ter zitting hebben de officier van justitie en de verdediging deze afspraak bevestigd. Daarom ziet de rechtbank (thans) geen reden om nog een beslissing over dit beslag te nemen.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen
- -
47, 55, 57, 62, 140, 209, 420bis, 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- -
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
- -
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en
- -
10.15 van de Telecommunicatiewet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 6 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 38 (achtendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits enM. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Vos, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 februari 2010 tot en
met 5 maart 2021 te Blaricum en/of Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) (van) een of meer voorwerp(en), te weten
- een of meerdere (zeer) (grote) geldbedrag(en) en/of
- (in totaal) 21.902,65 Euro aan contante betalingen/aankopen en/of
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Ford Fiësta
gekentekend [kenteken] en/of
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Peugeot 107
gekentekend [kenteken] en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Huizen 1.000.000 Euro en/of 1298,80 Euro en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Blaricum 22.811 Euro en/of 1090 Marokkaanse
Dirham en/of een (grote) hoeveelheid designer-, althans dure kleding en/of
schoenen en/of accessoires (van onder meer de/het merk(en) Gucci en/of Hugo
Boss en/of Givenchy en/of Moncler en/of Prada en/of Christian Dior en/of Louis
Vuitton en/of Valentino en/of Dolce & Gabbana en/of Christian Louboutin en/of
Philipp Plein)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en)
was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2020 tot en
met 5 maart 2021 te Blaricum en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een of meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende
cocaïne en/of amfetamine/MDMA/MDA en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Blaricum 156 gram cocaïne en/of 131 pillen
MDMA met een gewicht van 50,89 gram
zijnde cocaïne en/of amfetamine/MDMA/MDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2020 tot en
met 5 maart 2021 te Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad
- een of meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of hasjiesj en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Huizen 100 gram en/of te Blaricum 126,32
kilogram hasjiesj
in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd,
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op 5 maart 2021 te Blaricum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer bankbiljetten van 100 Euro en/of 50 Euro en/of 20 Euro en/of 10 Euro en/of 5 Euro (in totaal 1.265 Euro) dat/die hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (zelf) heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem/hen, toen zij deze ontving(en) bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
5.
hij op 5 maart 2021 te Blaricum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of meer radioapparaten, te weten een (zilverkleurige) jammer (zonder merk en type aanduiding), heeft/hebben aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben gebruikt,
terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor
het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de
Telecommunicatiewet;
6.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2020 tot en
met 5 maart 2021 te Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2]
welke organisatie (telkens) tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (gewoonte)witwassen en/of handelen in strijd met de Opiumwet.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑04‑2022
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 augustus 2021, genummerd MDRAA21007 (03Vesper), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1557. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Pagina’s 233, 243 en 261.
Pagina 261 en 262.
Rechtbank Rotterdam 24 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12699 en voetnoot 25.