Einde inhoudsopgave
Statuut voor de personeelsleden van Europol
Artikel 66
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Bronpublicatie:
03-12-1998, PbEG 1999, C 26 (uitgifte: 30-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-12-1998, PbEG 1999, C 26 (uitgifte: 30-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
De rechtverkrijgenden van een overleden functionaris, zoals deze worden omschreven in aanhangsel 6, hoofdstuk 4, hebben recht op overlevingspensioen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 67 tot en met 70.
Bij overlijden van een gewezen functionaris die een invaliditeitspensioen of een ouderdomspensioen genoot, alsmede bij overlijden van een gewezen functionaris die zijn dienst vóór het bereiken van de leeftijd van 62 jaar had beëindigd en had verzocht om uitstel van de toekenning van het genot van ouderdomspensioen tot de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar zou hebben bereikt, hebben de rechtverkrijgenden van de overleden functionaris zoals die in aanhangsel 6, hoofdstuk 4, zijn omschreven, onder de in dat aanhangsel vastgestelde voorwaarden recht op overlevingspensioen.
Op de echtgenoot en de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een Europol-functionaris, van een gewezen Europol-functionaris die een invaliditeits- of ouderdomspensioen geniet, of van een gewezen Europol-functionaris die zijn dienst vóór de leeftijd van 62 jaar had beëindigd en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, zijn de bepalingen van aanhangsel 6, hoofdstukken 5 en 6, van overeenkomstige toepassing, wanneer de verblijfplaats van die functionaris of gewezen functionaris sedert meer dan één jaar onbekend is.