Hof Amsterdam, 04-04-2019, nr. 23-001067-18
ECLI:NL:GHAMS:2019:1152
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
04-04-2019
- Zaaknummer
23-001067-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:1152, Uitspraak, Hof Amsterdam, 04‑04‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 04‑04‑2019
Inhoudsindicatie
professioneel opgezette operatie voor het aanwezig hebben van, en de handel in, harddrugs. Tevens witwassen van groot geldbedrag. Gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 13 maanden voorwaardelijk met proeftijd 2 jaren.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001067-18
datum uitspraak: 4 april 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-730059-17 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1969,
adres: [adres 1] ,
thans (formeel) gedetineerd in JC Schiphol te Badhoevedorp.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam veroordeeld ter zake van de feiten 1, 2 en 4.
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft de officier van justitie onbeperkt hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2019 te kennen gegeven dat het hoger beroep (slechts) is gericht tegen de vrijspraak van feit 3, de partiële vrijspraken van het medeplegen inzake feit 1 en feit 4 en tegen de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft gevorderd het openbaar ministerie (op de voet van artikel 416, derde lid, Wetboek van Strafvordering) niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep voor zover het is gericht tegen feit 2.
Nu het hof niet is gebleken dat de verdediging bezwaar heeft tegen voormelde vordering van de advocaat-generaal en het hof voorts geen rechtens te respecteren belang ziet in het behandelen van feit 2, zal het hof op de voet van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover gericht tegen feit 2.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijzigingen is, voor zover in hoger beroep nog inhoudelijk aan de orde, aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1:hij op of omstreeks 15 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 293 XTC tabletten (MDMA) en/of (ongeveer) 5,11 gram cocaïne en/of (ongeveer) 664 eenheden 25B NBOMe en/of (ongeveer) 0,77 gram tetrahydrocannabinol en/of (ongeveer) 36,9 gram hennepolie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne en/of 25B NBOMe en/of tetrahydrocannabinol en/of hennepolie, in elk geval(een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3:hij op of omstreeks 15 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of
verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne en/of 25B NBOMe en/of ketamine, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (onder meer) voorhanden heeft gehad:
- ( één) geldtelmachine(s) en/of
- diverse weegschalen en/of
- diverse vacuümmachines en/of
- diverse sealbags en/of
- diverse machines om sealbags mee af te sluiten en/of
- diverse stickers met opdruk [naam 1] en/of
- verpakkingsmateriaal en/of
- een (grote) hoeveelheid (internationale) postzegels en/of
- meerdere spuiten en/of
- diverse harde schijven en/of
- diverse documenten met aantekeningen en/of wachtwoorden en/of
- C2000 detector en/of
- diverse laptops en/of
- diverse USB sticks en/of
- diverse telefoons;waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die goed(eren) bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
4:hij op of omstreeks 15 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van (in totaal) 144.030,-, althans een aanzienlijk geldbedrag en/of (ongeveer) 0,18 bitcoin(s) (met een dagwaarde van ongeveer 2.373,33 euro) en/of een geldbedrag van (ongeveer) € 1.320,- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat voorwerp(en)
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.
Bewijsverweren en bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 tenlastegelegde. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat er voldoende omstandigheden zijn waaruit blijkt dat de verdachte geen wetenschap had van de in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam aangetroffen harddrugs noch dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden (feit 1) en dat de in die woning aangetroffen spullen niet specifiek bedoeld waren voor de handel in harddrugs (feit 3). Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
Het hof overweegt als volgt
Inleiding
Naar aanleiding van schriftelijke informatie van het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) over een ontmoeting op 15 november 2017 tussen diverse personen inzake een levering van drugs in Ierland en de betaling daarvoor, is door de politie onderzoek ingesteld. Een observatieteam heeft een aantal verdachten gevolgd naar onder meer de adressen [adres 3] en [adres 2] te Amsterdam. Na de aanhouding van de verdachten op verschillende locaties zijn deze woningen doorzocht. In de woning aan de [adres 2] is daarbij het volgende aangetroffen: verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs en softdrugs, diverse goederen die in verband kunnen worden gebracht met het voorbereiden of bewerken van harddrugs, een geldbedrag van 144.030 euro en 0,18 bitcoins. Tijdens de fouillering van de verdachte is 1.320 euro in zijn kleding aangetroffen.
Al met al duiden de resultaten van het onderhavige opsporingsonderzoek op een professioneel opgezette organisatie die vanuit diverse locaties opereerde en die zich toelegde op de handel in harddrugs en softdrugs.
Feit 1: aanwezig hebben van harddrugs
Voor bewezenverklaring van het aanwezig hebben (van harddrugs) in de zin van artikel 2, aanhef en onder C, Opiumwet is vereist dat de verdachte wist van de aanwezigheid van deze drugs en dat deze drugs zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Het hof is van oordeel dat aan beide eisen is voldaan, gelet op het volgende.
De verdachte was sinds 1 september 2017 – en ook op 15 november 2017, toen in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs werden aangetroffen – huurder van deze woning aan de [adres 2] . Zoals de rechtbank heeft overwogen, heeft als uitgangspunt te gelden dat een huurder/bewoner van een woning geacht kan worden bekend te zijn met alles wat zich in die woning bevindt en daarover ook de beschikking heeft. Van dit uitgangspunt kan in bijzondere gevallen worden afgeweken, maar zo’n bijzonder geval doet zich hier niet voor. Naast het gegeven dat, zoals het hof hiervoor opmerkte, sprake is geweest van een professioneel opgezette, op de handel in verdovende middelen gerichte, organisatie, kan worden geconstateerd dat de verdachte op 15 november 2017 in genoemde woning aanwezig was, en dus in de onmiddellijke nabijheid was van de daar aangetroffen harddrugs. De verdachte heeft zich, ook ter terechtzitting in hoger beroep, steeds op zijn zwijgrecht beroepen en derhalve geen enkele (aannemelijke) verklaring (in zijn voordeel) gegeven voor voornoemde belastende omstandigheden. De door de raadsvrouw aangevoerde stelling dat ook andere personen toegang hadden tot de woning c.q. die woning gebruikten, kan niet als ontlastend worden aangemerkt, maar veeleer als aanwijzing dat sprake is van medeplegen.
In verband met dit laatste is onder meer van belang dat verschillende bewijsmiddelen duiden op nauwe betrokkenheid van de in de woning aan de [adres 2] aangehouden [medeverdachte] en van anderen bij de verdovende middelen op 15 november 2017. Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte(n), waaronder in ieder geval [medeverdachte] – die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering – om medeplegen te bewijzen.
Feit 3: voorbereiding van handel in harddrugs
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat voorwerpen niet specifiek bestemd hoeven te zijn voor de handel in harddrugs om te kunnen aannemen dat de verdachte die aanwezig had ter voorbereiding of bevordering van dergelijke handel. Ook voorwerpen die gebruikt (kunnen) worden voor de handel in softdrugs kunnen mede bestemd zijn om de handel in harddrugs voor te bereiden of te bevorderen. Het gaat in deze zaak dan om de aangetroffen geldtelmachines, de weegschalen, de vacuümmachines, de sealbags, de machines om sealbags mee af te sluiten en het verpakkingsmateriaal.
De omstandigheid dat de politie heeft gerelateerd dat het een distributiecentrum voor softdrugs betrof en dat de in de woning aangetroffen hoeveelheid softdrugs veel groter was dan de aangetroffen hoeveelheid harddrugs, doet aan het voorgaande niet af, mede in aanmerking genomen dat het dossier aanwijzingen behelst dat de verdachten mede in (de handel in) harddrugs waren geïnteresseerd, zoals een USB-stick die in de woning van de verdachte is aangetroffen met daarop foto’s en documenten met betrekking tot de verkoop van MDMA- en LSD-producten. De stelling van de raadsvrouw dat de USB-stick geen bewijskracht heeft nu de daarop opgeslagen bestanden ‘geen overeenkomsten’ vertonen met de in de woning aangetroffen harddrugs is niet nader onderbouwd en overigens naar het oordeel van het hof niet relevant, zodat het hof daaraan voorbij gaat. De door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheid dat de bestanden op de USB-stick (het hof begrijpt: die betrekking hebben op de handel in harddrugs) dateren van vóór de tenlastegelegde periode, rechtvaardigt niet de conclusie dat die niet in de tenlastegelegde periode dienstig kan zijn geweest aan de voorbereiding van de handel in harddrugs.
Ten aanzien van het medeplegen verwijst het hof naar hetgeen hierover bij feit 1 is overwogen.
Feit 4: witwassen
Het geldbedrag van 144.030 euro
In de woning van de verdachte aan de [adres 2] te Amsterdam zijn in de kruipruimte contante geldbedragen aangetroffen tot een totaal bedrag van 144.030 euro.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen, stelt het hof allereerst vast dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist van deze geldbedragen en hierover eveneens beschikkingsmacht had.
Het hof overweegt vervolgens dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld uit welk (concreet) misdrijf deze geldbedragen afkomstig zijn. Niettemin is in de onderhavige situatie sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op grond van de volgende feiten en omstandigheden: het geldbedrag is ongebruikelijk hoog om in een woning te bewaren, de biljetten bevonden zich op een ongebruikelijke plaats, te weten in de kruipruimte van de woning, en de verpakking was opmerkelijk: een vuilniszak en een [naam 2] -tas.
Bij die stand van zaken mocht van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn. Nu de verdachte zich, ook ter terechtzitting in hoger beroep, steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen en derhalve geen enkele (aannemelijke) verklaring (in zijn voordeel) heeft gegeven voor voornoemde belastende omstandigheden, rechtvaardigt dit geen andere conclusie dan dat het geldbedrag van 144.030 euro onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. In zoverre acht het hof het onder 4 tenlastegelegde dan ook bewezen.
Het hof merkt daarbij nog op dat niet is aangevoerd en ook overigens niet aannemelijk is geworden dat dit geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is.
Omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen zal het hof de verdachte vrijspreken van het medeplegen.
Het geldbedrag van 1.320 euro en 0,18 bitcoin
Na de aanhouding van de verdachte is bij zijn fouillering 1.320 euro aangetroffen. Daarnaast is in de woning van de verdachte een usb-stick aangetroffen met een ‘bitcoin-wallet’ met ongeveer 0,18 bitcoin.
In de omstandigheden waaronder deze voorwerpen zijn aangetroffen noch overigens kan een concreet en overtuigend aanknopingspunt worden gevonden voor de conclusie dat deze geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Daarom zal de verdachte in zoverre worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:hij op 15 november 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk aanwezig heeft gehad 293 tabletten MDMA en 5,11 gram cocaïne en 0,77 gram tetrahydrocannabinol en 36,9 gram hennepolie;
3:hij op 15 november 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en) om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen voorhanden heeft gehad:
- één geldtelmachine en
- diverse weegschalen en
- diverse vacuümmachines en
- diverse sealbags en
- diverse machines om sealbags mee af te sluiten en
- verpakkingsmateriaal
waarvan verdachte en zijn mededader(s) wisten dat die goederen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
4:hij op 15 november 2017 te Amsterdam een geldbedrag van 144.030 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Bepalen van de straf conform artikel 423, vierde lid, Wetboek van Strafvordering
Het hof zal op de voet van het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering de straf ten aanzien van feit 2 bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht, alsmede verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen kluis.
Oplegging van hoofdstraf feiten 1, 3 en 4
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ter zake van het in eerste aanleg onder feit 1, 2 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht .Hij heeft tevens gevorderd dat het hof omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen dezelfde beslissingen neemt als de rechtbank.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, aan de verdachte dezelfde straf op te leggen als de rechtbank heeft opgelegd.
Het hof heeft de ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4, op te leggen straf gegrond op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en heeft daarbij gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met (een) ander(en) in een door hem gehuurde woning harddrugs voorhanden gehad die, gelet op de hoeveelheid daarvan, bestemd moeten zijn geweest voor de handel. Voorts heeft de verdachte samen met (een) ander(en) voorwerpen aanwezig gehad die bestemd waren om de handel in harddrugs voor te bereiden en/of te bevorderen. Het ging daarbij onmiskenbaar om een professioneel opgezette operatie.
Harddrugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid. De verdachte heeft er blijk van gegeven zich daaraan niets gelegen te laten liggen, evenmin als aan de gevaren die de handel in en het (daaruit voortvloeiend) gebruik van harddrugs meebrengt meebrengen aan overlast en schade voor de samenleving.
De verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan het witwassen van een fors geldbedrag van 144.030 euro. Dergelijk handelen vormt een ernstige bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het hof rekening dit de verdachte aan.
De ernst van deze feiten rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 maart 2019 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Gelet op de ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte – de verdachte lijkt doende te zijn zijn leven op orde te brengen – ziet het hof aanleiding een groot gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Hiermede wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht, terwijl anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden
opnieuw een strafbaar feit te plegen. Het hof heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf tevens gelet op het standpunt van de advocaat-generaal, inhoudende dat hij – anders dan de hoogte van zijn strafeis kan doen vermoeden – beoogt dat een zodanige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dat deze de duur van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf – rekening houdende met artikel 15 Wetboek van Strafrecht – niet overstijgt.
Het hof acht, alles afwegende, voor de feiten 1, 3 en 4 een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren aan de verdachte toe en zullen worden verbeurd verklaard. Zij zijn daarvoor vatbaar nu het onder 3 bewezenverklaarde feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan.
De andere hieronder vermelde, onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven, voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte dan wel te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor feit 2 op
- -
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht;
- -
verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen kluis (goednummer 5515535).
Veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 3 en 4 tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 13 (dertien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Geldtelmachine (goednummer 5485301).
- Seal-apparaat 3 stuks (goednummer 5485308).
- Seal-machine (onder goednummer 5485293).
- Seal-machine (goednummer 5485326).
- Weegschaal (goednummer 5485302).
- Weegschaal (goednummer 5485297).
- Henkelman Vacuüm-apparaat (goednummer 5516139).
- Weegschaal (goednummer 5485287).
Gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Geld €1.320 (goednummer 5485320).
- Cartier-horloge (goednummer 5485501).
- Rolex-horloge (goednummer 5485489).
- Volvo XC70 (goednummer 5491083).
- Een Samsung (goednummer 5488374).
- Samsung (goednummer 5485894).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Een laptop Acer (goednummer 5485280).
- Een laptop-tas (goednummer 5485282).
- Samsung (goednummer 5485893).
- Een Ipod (goednummer 5485872).
- Nokia (goednummer 5485886).
- USB-stick (goednummer 5485883).
- Bitcoins 0,18756573 (goednummer 5494555).
- Laptop Lenovo (goednummer 5485876).
- Net gear, router (goednummer 5485276).
- Huaway router (goednummer 5485270).
- Mobile wifi Huaway (goednummer 5516213).
- Samsung (goednummer 5485264).
- Nokia blauw (goednummer 5485262).
- Losse documenten (goednummer 5515570)
- Harde schijf (goednummer 5485254).
- Harde schijf 2 x (goednummer 5485271).
- Laptop Acer (goednummer 5485790).
- Portemonnee bitcoin-wallet / trezor (goednummer 5484720).
- Mining rig (goednummer 5485786).
- USB-stick aan sleutelbos (goednummer 5485274).
- USB-stick Scandisk, zwart (goednummer 5500885).
- Een kogelwerend vest (goednummer 5485291).
- Schrift en papieren (goednummer 5485294).
- Samsung gsm (goednummer 5485092).
- Huawai (goednummer 5485095).
- Stikkers met de opdruk [naam 1] 99 stuks (goednummer 5485290).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M. van Woensel en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 april 2019.
=========================================================================
[…]