Einde inhoudsopgave
Regeling politiehonden
Artikel 11 Keuringsvoorschriften politiesurveillancehond
Geldend
Geldend vanaf 18-03-2017. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
02-03-2017, Stcrt. 2017, 13163 (uitgifte: 17-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-03-2017, terugwerkend tot: 01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-03-2017, Stcrt. 2017, 13163 (uitgifte: 17-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht (V)
Politierecht / Kwaliteitszorg
1.
Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond kunnen deelnemen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, vanaf de rang van surveillant van politie die zijn aangewezen als geleider.
2.
De keuring van een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond geschiedt door de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond op basis van het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond, met dien verstande dat de leden die keuren afkomstig zijn uit een andere eenheid dan die waarin de geleider feitelijk is tewerkgesteld.
3.
Het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond bevat tenminste[lees: ten minste] de volgende eisen:
- a.
gehoorzaamheid van de politiesurveillancehond aan de geleider;
- b.
een goede samenwerking van de politiesurveillancehond met de geleider;
- c.
de vaardigheid van de politiesurveillancehond in het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk noodzakelijk zijn; en
- d.
het vermogen van de surveillancehond om op commando van de geleider geweld tegen derden toe te passen respectievelijk te beëindigen.
4.
De politiesurveillancehond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.
5.
Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.