Hof Arnhem-Leeuwarden, 26-06-2018, nr. 200.234.320
ECLI:NL:GHARL:2018:5920
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
26-06-2018
- Zaaknummer
200.234.320
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:5920, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 26‑06‑2018; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
RN 2018/80
FJR 2018/60.14
PFR-Updates.nl 2018-0183
ERF-Updates.nl 2018-0126
JERF Actueel 2018/249
Uitspraak 26‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Verwerping nalatenschap door moeder namens minderjarige. De termijn van 4:193 BW
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.234.320
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6211927)
beschikking van 26 juni 2018
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. J.P. den Besten te Utrecht.
1. 1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder ook te noemen: de kantonrechter) van 10 november 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 februari 2018 en
- -
een journaalbericht van mr. Den Besten van 25 april 2018 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 mei 2018 plaatsgevonden. Namens verzoekster is haar advocaat verschenen.
3. De feiten
3.1
Op 16 april 2017 is de vader van verzoekster, [de erflater] (verder ook te noemen: de erflater) overleden, zonder bij testament over zijn nalatenschap te hebben beschikt.
3.2
Verzoekster heeft op 10 juli 2017 op een standaardformulier “Verklaring nalatenschap meerderjarige erfgenaam” ingevuld dat zij de nalatenschap van de erflater (verder ook te noemen: de nalatenschap) verwerpt. Deze verklaring is op 14 juli 2017 ingekomen ter griffie van de rechtbank Midden-Nederland. Voorts heeft verzoekster op 10 juli 2017 op een standaardformulier “Verwerping namens minderjarige” ingevuld dat zij verklaart namens haar zoon, [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] (verder ook te noemen: de minderjarige), over wie zij alleen het gezag uitoefent, de nalatenschap te verwerpen. Op dit formulier staat voorgedrukt een verzoek aan de kantonrechter om daartoe een machtiging te verlenen. Dit formulier is op 2 augustus 2017 ingekomen ter griffie van de rechtbank Midden-Nederland. Bij voornoemde stukken is gevoegd een brief van verzoekster gericht aan de kantonrechter waarin zij verklaart dat zij, mede namens de minderjarige, de nalatenschap wil verwerpen en wat haar redenen daarvoor zijn.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter geweigerd de verzochte machtiging te verlenen.
4. De motivering van de beslissing
4.1
Verzoekster is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, alsnog de machtiging te verlenen om namens de minderjarige de nalatenschap te verwerpen en, voor zover noodzakelijk, de termijn voor verwerping van de nalatenschap te verlengen tot aan het in kracht van gewijsde gaan van de te geven beschikking.
4.2
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 4:1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft erfopvolging plaats bij versterf of krachtens uiterste wilsbeschikking.
4.3
Op grond van artikel 4:10, eerste lid, BW roept de wet tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:
- a.
de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen;
- b.
de ouders van de erflater tezamen met diens broers en zusters;
- c.
de grootouders van de erflater;
- d.
e overgrootouders van de erflater.
De afstammelingen van een kind, broer, zuster, grootouder of overgrootouder worden bij plaatsvervulling geroepen.
4.4
Een erfgenaam kan een nalatenschap aanvaarden of verwerpen. Artikel 4:191, eerste lid, BW schrijft voor dat deze keuze wordt gedaan door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring ter griffie van de rechtbank en dat de verklaring wordt ingeschreven in het boedelregister.
4.5
Ingevolge artikel 4:193, eerste lid, BW kan een wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam een nalatenschap niet zuiver aanvaarden voor deze erfgenaam en behoeft hij voor verwerping van een nalatenschap een machtiging van de kantonrechter. De wettelijke vertegenwoordiger is verplicht een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping af te leggen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap of een aandeel daarin, de erfgenaam toekomt. In de meeste gevallen loopt deze termijn van drie maanden vanaf het overlijden van de erflater. Komt de nalatenschap de erfgenaam eerst toe nadat een eerder geroepen erfgenaam haar verwierp, dan loopt de termijn vanaf het moment van de verwerping. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:192, tweede lid, BW kan de termijn op verzoek van de erfgenaam eenmaal of meermalen worden verlengd door de kantonrechter. Heeft de wettelijke vertegenwoordiger de termijn laten verlopen, dan geldt op grond van artikel 4:193, tweede lid, BW de nalatenschap als door de erfgenaam beneficiair aanvaard.
4.6
In de onderhavige zaak is sprake van erfopvolging bij versterf, aangezien de erflater niet bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt. De minderjarige werd bij wijze van plaatsvervulling erfgenaam in de nalatenschap op het moment dat verzoekster de nalatenschap verwierp. Als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige had verzoekster vanaf dat moment drie maanden de tijd om - met machtiging van de kantonrechter - een verklaring van verwerping af te leggen. Verzoekster heeft binnen deze termijn verklaard dat zij de nalatenschap namens de minderjarige wil verwerpen en de kantonrechter verzocht om haar een machtiging tot verwerping te verlenen. De kantonrechter heeft deze machtiging echter geweigerd en inmiddels is de termijn van drie maanden verstreken.
4.7
Het hof overweegt als volgt.
In de praktijk komt het vaker voor dat binnen de termijn om een machtiging tot verwerping is verzocht maar dat deze machtiging vervolgens niet binnen de termijn wordt verleend, bijvoorbeeld door de verwerkingstijd die de kantonrechter nodig heeft voor het nemen van een beslissing, doordat nadere stukken moeten worden overgelegd of, zoals in de onderhavige zaak, de kantonrechter heeft geweigerd om een machtiging te verlenen en tegen die beslissing een rechtsmiddel wordt ingesteld. Een strikte toepassing van artikel 4:193, eerste en tweede lid, BW zou ertoe leiden dat ook in die gevallen de nalatenschap als door de erfgenaam beneficiair aanvaard geldt. Het hof acht dit een onwenselijk gevolg, mede gezien de bescherming die deze bepaling beoogt te bieden aan minderjarigen. Voor de beantwoording van de vraag of is voldaan aan het bepaalde in artikel 4:193, eerste lid, BW acht het hof daarom beslissend de datum waarop het verzoek om een machtiging voor verwerping te verlenen is ingediend en niet de datum waarop de machtiging is verleend.
Anders dan de Expertgroep Erfrecht van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel, Kanton en Toezicht in de “Handleiding erfrechtprocedures kantonrechters” aanbeveelt, ziet het hof niet dat de indiening van het verzoek om een machtiging te verlenen stuiting van de driemaandstermijn tot gevolg heeft. Stuiting is immers een onderbreking van een verjaringstermijn en daarvan is in dit geval geen sprake.
4.8
Gezien het bovenstaande, is het hof van oordeel dat verzoekster tijdig namens de minderjarige een verklaring van verwerping heeft afgelegd. Het hof komt daarom niet toe aan het verzoek van verzoekster om de termijn voor verwerping van de nalatenschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:192, tweede lid, BW te verlengen.
4.9
Verzoekster stelt dat de kantonrechter er ten onrechte van is uitgegaan dat niet is gebleken dat het saldo van de nalatenschap aantoonbaar negatief is en dat de verwerping in het belang is van de minderjarige. Zij voert aan dat de erflater een drugsverslaving had, van een uitkering leefde en dat de gemeente de kosten van zijn uitvaart heeft voldaan omdat noch de erflater noch zijn nabestaanden daartoe in staat waren. Volgens verzoekster had de erflater geen bezittingen en had hij een schuld opgebouwd van ten minste € 19.565,13. Ter onderbouwing daarvan heeft verzoekster een aantal brieven overgelegd van schuldeisers. Volgens verzoekster blijkt hieruit dat het saldo van de nalatenschap negatief is, zodat verwerping in het belang is van de minderjarige.
4.10
Het hof gaat uit van de gegevens zoals verschaft door verzoekster en oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat zij namens hem de nalatenschap verwerpt.
5. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 10 november 2017 en opnieuw beschikkende:
verleent verzoekster machtiging om namens [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] , de nalatenschap van [de erflater] , overleden op 16 april 2017, te verwerpen;
verstaat dat verzoekster de verklaring “Verwerping namens minderjarige” en een afschrift van deze beschikking doet inschrijven in het boedelregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, J.B. de Groot en M.J. Stolwerk, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. J.B. de Groot en is op 26 juni 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.