HR, 14-01-2014, nr. 13/03382
ECLI:NL:HR:2014:58
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-01-2014
- Zaaknummer
13/03382
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:58, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑01‑2014; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2274, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:2274, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑11‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:58, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0024
Uitspraak 14‑01‑2014
Inhoudsindicatie
HR verklaart de aanvraag tot herziening gegrond.
Partij(en)
14 januari 2014
Strafkamer
nr. 13/03382 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Breda van 26 oktober 2010, nummer 96/014398-10, ingediend door mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen" (hierna: WAM), gepleegd op 18 juli 2009 met het motorrijtuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB], veroordeeld tot een week hechtenis en tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
2. De aanvraag tot herziening
2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv aangezien uit de bij de aanvraag gevoegde bescheiden blijkt dat op 18 juli 2009 voor het motorrijtuig met het kenteken [AA-00-BB] wel een verzekering overeenkomstig de WAM van kracht was.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvraag vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Bij de aanvraag is overgelegd een verklaring van 26 januari 2012 van Het Nederlands Volmachtbedrijf B.V.. Deze verklaring houdt onder meer in:
"Ter voldoening aan het gestelde in artikel 34, lid 2, van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) verklaart:
Naam maatschappij: Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.
Code CRWAM: [001]
WAM-nr maatschappij: [002]
hierbij dat op (datum): 18-07-2009
voor het motorrijtuig voorzien van het kenteken:
[AA-00-BB]
een verzekering van kracht was, welke aan de op die datum door of krachtens de WAM gestelde eisen voldeed, afgesloten onder polisnummer: [003] en dat het CRWAM, voor zover noodzakelijk, is aangepast dan wel gecorrigeerd."
4.3.
Aan de inhoud van dit stuk, totstandgekomen en afgegeven nadat de Kantonrechter uitspraak had gedaan, valt het ernstige vermoeden te ontlenen dat de Kantonrechter, ware hij daarmee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2014.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Conclusie 12‑11‑2013
Inhoudsindicatie
HR verklaart de aanvraag tot herziening gegrond.
Nr. 13/03382 H Zitting: 12 november 2012 | Mr. Vegter Conclusie inzake: [aanvrager] |
1. Namens de aanvrager heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van Rechtbank Breda, sector kanton Tilburg, d.d. 26 oktober 2010 ingediend. Bij dat vonnis is de aanvrager wegens “overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen” gepleegd op 18 juli 2009 veroordeeld tot hechtenis voor de duur van één week, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden. Daarnaast is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast. De verdachte is, wegens het te laat indienen daarvan, door het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bij arrest van 26 maart 2012 niet-ontvankelijk verklaard in zijn tegen voormeld vonnis ingestelde hoger beroep. De Hoge Raad heeft bij arrest van 23 april 2013 de verdachte vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in zijn tegen het arrest van het Hof ingestelde cassatieberoep, omdat er niet binnen de bij de wet gestelde termijn door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie is ingekomen.
2. De aanvraag berust op de stelling dat de betreffende auto op de pleegdatum wel verzekerd was. Ter onderbouwing van deze stelling is bij de aanvraag een verklaring ex art. 34 WAM gevoegd, afgegeven door Het Nederlands Volmachtbedrijf d.d. 26 januari 2012, inhoudende dat voor het motorrijtuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB] op 18 juli 2009 een verzekering van kracht was, welke aan de op die datum door of krachtens de WAM gestelde eisen voldeed.
3. Voornoemde verklaring, tot stand gekomen en afgegeven nadat de kantonrechter uitspraak had gedaan, doet, in aanmerking genomen dat uit de tenlastelegging blijkt dat het in deze zaak draait om een motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB], het ernstige vermoeden ontstaan dat de kantonrechter, ware hij daarmee bekend geweest, de aanvrager zou hebben vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
4. Gezien het voorgaande strekt deze conclusie ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, zoveel nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewijsde zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een Gerechtshof dat daarvan nog geen kennis heeft genomen, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG