Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/6.7.2
6.7.2 Uitzonderingen op de hoofdregel
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS377408:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 26 maart 1940, NJ 1942, 440.
HR 9 mei 1958, NJ 1958, 321.
HR 7 maart 1980, NJ 1980, 611 (WHH).
Het ging in deze zaak om afzonderlijk aan de rechter in feitelijke instanties voorgelegde, door die rechter afzonderlijk behandelde en berechte vorderingen tot ontbinding van een huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde. Het cassatiemiddel beoogde aan te knopen bij de 1940 door de Hoge Raad aanvaarde uitzondering (zie hierboven), door te betogen dat de afzonderlijke vonnissen sterk met elkaar samenhingen, in dier voege dat de veroordeling tot ontruiming niet kon worden uitgesproken zolang de huurovereenkomst nog bestond en dat de beslissing in de ontruimingsprocedure aldus stond of viel met de beslissing in de ontbindingsprocedure. De Hoge Raad noemde ditmaal echter niet de onderlinge afhankelijkheid van de vonnissen als grond voor de uitzondering op de regel.
HR 27 februari 2004, NJ 2004, 239.
383. De regel dat een partij niet eigenmachtig verschillende gedingen kan verenigen door met één dagvaarding of rekest beroep in te stellen tegen uitspraken die in verschillende gedingen zijn gedaan, is niet zonder uitzonderingen. Al in 1940 aanvaardde de Hoge Raad een uitzondering in een geval waarin de bestreden beschikkingen weliswaar waren gegeven op twee verzoekschriften, maar in wezen op één verzoek betrekking hadden, en in dier voege met elkaar samenhingen, dat de tweede beschikking niet anders was dan een vervolg van en uitvloeisel uit de eerste beschikking, en met die eerste beschikking uit die aard dermate verknocht, dat bij vernietiging van de eerste beschikking aan de tweede de bestaansvoorwaarde zou ontvallen.1 In dat geval kon volgens de Hoge Raad alleen in 'uiterst formalistischen zin' nog worden gesproken van twee afzonderlijke gedingen.
Opvallend is voorts het in 1958 door de Hoge Raad gewezen arrest Van Tuyll/Nederlands Hervormde Kerk2 In hoger beroep waren twee zaken, tussen verschillende partijen, in hoger beroep ter rolle gevoegd, tezamen behandeld en afgedaan in één arrest. Dat vervolgens met één dagvaarding cassatieberoep werd ingesteld, betekende volgens de Hoge Raad niet dat eiser tot cassatie daardoor de beide gedingen tot één geding tegen de gezamenlijke verweerders verenigde, doch slechts dat - in aansluiting op de rolvoeging en de samenvatting der uitspraken in één arrest door het hof de beide gedingen door één dagvaarding in cassatie gelijktijdig voor de Hoge Raad aanhangig waren gemaakt met de bedoeling dat deze ook in cassatie gelijktijdig zouden worden bepleit en berecht, hetgeen volgens de Hoge Raad niet zou beletten dat hij 'bij zijn te geven beslissingen er des nodig rekening mede kan houden dat van twee afzonderlijke gedingen tegen twee verschillende wederpartijen sprake is.'
Ook in het arrest Kuiterman/ECW3aanvaardde de Hoge Raad een uitzondering op de regel dat een partij niet eigenmachtig verschillende gedingen kan verenigen door met één dagvaarding of rekest beroep in te stellen tegen uitspraken in verschillende gedingen. In dat arrest overwoog hij dat een goede procesorde niet in de weg staat aan ontvankelijkheid van cassatieberoep dat is ingesteld bij één exploot indien:
'dat beroep zich richt tegen twee op dezelfde dag uitgesproken vonnissen, door dezelfde rechter en tussen dezelfde pp. gewezen in gedingen die betrekking hebben op vorderingen welke gewoonlijk verenigd aan de rechter worden voorgelegd, maar in dit geval ieder in een afzonderlijk geding zijn ingesteld'.4
Ten slotte heeft de Hoge Raad ook recentelijk nog, in het arrest Tuinders/De Staat/De Ontvanger5 een uitzondering op voormelde regel aanvaard. Ook in deze zaak, waarbij, evenals in de zaak Van Tuyll/Nederlands Hervormde Kerk meerdere partijen betrokken waren, stond een goede procesorde volgens de Hoge Raad niet in de weg aan de ontvankelijkheid van de eiser die bij één exploot cassatieberoep had ingesteld tegen twee arresten,
'nu de Ontvanger, toen de zaak aanhangig was bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch, verwijzing wegens verknochtheid met de voor de rechtbank te 's-Gravenhage aanhangige procedure tussen de Tuinders en de Staat heeft verzocht en beide zaken, nadat die verwijzing met instemming van de Tuinders had plaatsgevonden, vervolgens in feitelijke instanties steeds samen zijn berecht'.