Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/46
Beleggingsfraude; bewezenverklaring oplichting toereikend gemotiveerd.
HR 03-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1878
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 december 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/04915
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS179830:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1878, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:886, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑09‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑08‑2018
- Wetingang
Essentie
Beleggingsfraude, oplichting. 1. Toereikend bewijs dat verdachte al ten tijde van de met de beleggers gesloten overeenkomst wist dat nakoming uitgesloten dan wel onzeker was. 2. Hof kon bewezen verklaren dat ook andere dan in bewezenverklaring genoemde personen werden bewogen tot de afgifte van geldbedragen.
Samenvatting
- 1.
De door beleggers ingelegde gelden werden al vanaf de eerste inleggen, in strijd met toezeggingen omtrent storting op een geblokkeerde rekening, doorgesluisd naar de onderneming van verdachte en zijn medeverdachte. De medeverdachte heeft daarover verklaard dat op dat moment de belangen van hem en verdachte voor gingen op de belangen van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.