Einde inhoudsopgave
Reglement van het Europees Parlement
Artikel 136 Vragen met verzoek om mondeling antwoord gevolgd door een debat
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2019
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
22-11-2019, PbEU 2019, L 302 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-11-2019, PbEU 2019, L 302 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
1.
Een commissie, fractie of leden die ten minste de lage drempel bereiken, kunnen de Raad, de Commissie of de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid vragen stellen met het verzoek deze op de agenda van het Parlement in te schrijven.
Dergelijke vragen worden schriftelijk ingediend bij de Voorzitter. De Voorzitter legt deze onmiddellijk voor aan de Conferentie van voorzitters.
De Conferentie van voorzitters beslist om die vragen al dan niet op de ontwerpagenda in te schrijven overeenkomstig de procedure van artikel 157. Vragen die binnen drie maanden na indiening niet op de ontwerpagenda van het Parlement zijn ingeschreven, komen te vervallen.
2.
Vragen aan de Commissie of aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid moeten ten minste één week, en vragen aan de Raad moeten ten minste drie weken vóór de vergadering waarin zij moeten worden behandeld, aan de adressaat zijn toegezonden.
3.
Wanneer de vragen betrekking hebben op het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, zijn de in lid 2 vermelde termijnen niet van toepassing en moet het antwoord worden gegeven binnen de termijn die nodig is om het Parlement op passende wijze op de hoogte te houden.
4.
Een van tevoren door de vraagstellers aangewezen lid licht de vraag toe. Is dit lid niet aanwezig, dan komt de vraag te vervallen. De adressaat geeft antwoord.
5.
Artikel 132, leden 2 tot en met 8, betreffende de indiening van en stemming over ontwerpresoluties is van overeenkomstige toepassing.