Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/644
Art. 81 lid 1 RO. Goederenrecht. Erfdienstbaarheid van overpad (over steegje buurperceel). Verkrijging door verjaring op grond van art. 3:105 BW in verbinding met art. 3:306 BW? Bezit? Bezitsdaden? Behelst art. 3:119 lid 2 BW een uitzondering op art. 3:109 BW?
HR 15-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:876
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 mei 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
19/00926
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Genotsrechten
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:876, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:19, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑01‑2020
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Goederenrecht. Erfdienstbaarheid van overpad (over steegje buurperceel). Verkrijging door verjaring op grond van art. 3:105 BW in verbinding met art. 3:306 BW? Bezit? Bezitsdaden? Behelst art. 3:119 lid 2 BW een uitzondering op art. 3:109 BW?
Partij(en)
[eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, hierna: [eiser], advocaat: J.H.M. van Swaaij, tegen 1. [verweerder 1], 2. [verweerster 2], beiden wonende te [woonplaats], VERWEERDERS in cassatie, hierna gezamenlijk: [verweerders], advocaat: H.J.W. Alt.