Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
30-11-2012, Stb. 2012, 615 (uitgifte: 07-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2012, Stb. 2012, 615 (uitgifte: 07-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de inrichting en instandhouding van een berichtenvoorziening voor de strafrechtsketen met behulp waarvan de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c en d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer kunnen worden geraadpleegd. Hij stelt voor de berichtenvoorziening een systeembeschrijving op die de onderdelen, bedoeld in artikel 3 van het Besluit burgerservicenummer, bevat en zorgt ervoor dat de berichtenvoorziening overeenkomstig deze systeembeschrijving functioneert.
2.
De functionarissen en organen die met de toepassing van het strafrecht zijn belast, kunnen ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van verdachten en veroordeelden uitsluitend door tussenkomst van de berichtenvoorziening, bedoeld in het eerste lid, gebruik maken van de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c en d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.
3.
De organen die met de toepassing van het strafrecht zijn belast en die zijn aangesloten op de berichtenvoorziening, bedoeld in het eerste lid, zorgen ervoor dat de verbinding van hun geautomatiseerde systeem met de berichtenvoorziening en de uitwisseling van gegevens tussen hun geautomatiseerde systeem en de berichtenvoorziening functioneren overeenkomstig hetgeen daarover in de systeembeschrijving, bedoeld in het eerste lid, is vastgelegd.
4.
Artikel 5 van het Besluit burgerservicenummer is van overeenkomstige toepassing.