Einde inhoudsopgave
Wachtgeldbesluit overheidsdienaren BES
Artikel 35
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-08-2016
- Bronpublicatie:
11-12-2018, Stb. 2018, 500 (uitgifte: 24-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-12-2018, terugwerkend tot: 01-08-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, Stb. 2018, 500 (uitgifte: 24-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht (V)
1.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de wachtgelder of van de belanghebbende aan wie een wachtgeld zou zijn toegekend indien hij in het leven was gebleven, wordt door het bevoegd gezag aan de weduwe of weduwnaar een geldsbedrag uitgekeerd gelijk aan driemaal het wachtgeld waarop betrokkene op het tijdstip van zijn overlijden aanspraak had, vermeerderd met de hem te dien tijde toekomende kindertoelage.
2.
Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitbetaling ten behoeve van de minderjarige kinderen. Onder kinderen worden in dit lid verstaan natuurlijke kinderen en kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt in dit lid verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van een kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook kinderen, dan geschiedt de betaling van de vakantie-uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de bezoldiging van de overledene. Laat de overledene ook geen betrekkingen na als bedoeld in de vorige volzin, dan wordt de vakantie-uitkering geheel of ten dele aangewend voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, voor zover de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
3.
In dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven levenspartner met wie de overleden niet gehuwde ambtenaar een gemeenschappelijke huishouding voerde. Slechts één persoon kan als levenspartner worden aangemerkt.