Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2001
- Bronpublicatie:
19-01-2001, PbEG 2001, L 93 (uitgifte: 03-04-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-04-2001, PbEG 2001, L 112 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
1.
Bij het uitwerken van nieuwe wettelijke bepalingen op grond van artikel 63, lid 1, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op een van de gebieden waarvan sprake is in de bijlage bij deze overeenkomst of in artikel 1, lid 5, wint de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna ‘de Commissie’) informeel het advies in van deskundigen uit IJsland en Noorwegen, precies zoals zij bij het uitwerken van haar voorstellen het advies van deskundigen uit de lidstaten inwint.
2.
Wanneer zij voorstellen die relevant zijn voor deze overeenkomst aan de Raad en het Europees Parlement toezendt, doet de Commissie afschriften ervan toekomen aan IJsland en Noorwegen.
Op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen kan een voorafgaande gedachtewisseling plaatsvinden in het krachtens artikel 3 opgerichte Gemengd Comité.
3.
In de fase voorafgaand aan de vaststelling van wettelijke bepalingen plegen de overeenkomstsluitende partijen, in een voortdurend informatie- en raadplegingsproces, op belangrijke momenten op verzoek van een hunner opnieuw overleg met elkaar in het Gemengd Comité. Na de vaststelling van de wettelijke regeling geldt de procedure zoals beschreven in artikel 4, leden 2 tot en met 7.
4.
De overeenkomstsluitende partijen werken in de informatie- en overlegfase te goeder trouw samen met het uiteindelijke oogmerk de uit deze overeenkomst voortvloeiende taken van het Gemengd Comité te vergemakkelijken.
5.
De vertegenwoordigers van de regeringen van IJsland en Noorwegen hebben het recht in het Gemengd Comité suggesties betreffende de in artikel 1 genoemde aangelegenheden te doen.
6.
De Commissie zorgt, naargelang de betrokken terreinen, voor een zo ruim mogelijke deelneming van deskundigen van Noorwegen en IJsland in de voorbereidende fase van ontwerpmaatregelen die vervolgens worden voorgelegd aan de commissies die de Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden. Bij de uitwerking van ontwerpmaatregelen worden deskundigen van IJsland en Noorwegen dan ook in dezelfde mate door de Commissie ingeschakeld als deskundigen van de lidstaten.
7.
In de gevallen waarin het voorstel bij de Raad wordt ingediend volgens de procedure die van toepassing is op het betrokken soort comité, deelt de Commissie aan de Raad de standpunten van de deskundigen van IJsland en Noorwegen mee.