RvdW 2022/471
Moord en vorderingen benadeelden. Shockschade. Directe confrontatie met ernstige gevolgen van de moord? Onevenredige belasting van het strafgeding.
HR 12-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:560
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 april 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
20/02318
- Conclusie
A-G mrs. T.N.B.M. Spronken, S.D. Lindenbergh
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:560, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:166, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑06‑2021
- Wetingang
Art. 289 Sr; art. 361 lid 3 Sv; art. 6:162 BW
Essentie
Moord en benadeelde partijen. De behandeling van de vorderingen van de vader en de moeder van het slachtoffer tot vergoeding van shockschade, waarbij aan de orde is of sprake is van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de moord, levert naar ’s hofs oordeel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.
Samenvatting
Het hof heeft geoordeeld dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen ter zake van shockschade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daartoe heeft het hof onder meer overwogen dat alleen na nadere onderbouwing en/of bewijslevering is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.