Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht
Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/8.4.4:8.4.4 Herstel van gebrekkige besluiten, de verhouding tussen art. 3:58 BW, 2:14 lid 2 BW en tussen 3:55 en 2:15 lid 6 BW
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/8.4.4
8.4.4 Herstel van gebrekkige besluiten, de verhouding tussen art. 3:58 BW, 2:14 lid 2 BW en tussen 3:55 en 2:15 lid 6 BW
Documentgegevens:
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS599678:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Een besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid is niet te bevestigen of te bekrachtigen. Het bevestigings- of bekrachtigingsbesluit zou op zijn beurt in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn. Dan ontstaat een vicieuze cirkel van niet te bevestigen besluiten.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In hoofdstuk 5 § 6.2.1, besprak ik de bekrachtiging van besluiten op grond van art. 2:14 lid 2 BW. Uit dat artikel is niet af te leiden of de bekrachtiging terugwerkende kracht heeft. In het verlengde van art. 3:58 BW wordt dat aangenomen. Ter verduidelijking zou art. 2:14 lid 2 BW kunnen worden aangevuld met de toevoeging dat bekrachtiging terugwerkende kracht heeft. Dat zou kunnen door het opnemen van de volgende slotzin in art. 2:14 lid 2: Bekrachtiging van het in de eerste zin van dit lid bedoelde besluit verschaft aan het besluit met terugwerkende kracht hetzelfde gevolg als wanneer zij met de ontbrekende handeling door of na de mededeling aan een ander orgaan zou zijn genomen.
In art. 3:58 BW wordt alleen het niet naleven van wettelijke vereisten genoemd. Naar de letter van de wet is bekrachtiging niet mogelijk indien niet voldaan is aan statutaire vereisten. Als echter het meerdere mag, bekrachtigen bij het ontbreken van een wettelijk vereiste, waarom zou dan het mindere, bekrachtigen bij het ontbreken van een statutair vereiste, dan niet mogen. Voor alle duidelijkheid zou in boek 2 BW een bepaling van die strekking kunnen worden opgenomen. Dit artikel zou dan parallel kunnen lopen aan art. 3:58 BW. Aanpassing van art. 3:58 BW zelf ligt minder voor de hand omdat in boek 3 BW nergens naar de statuten van rechtspersonen verwezen wordt.
De tekst van deze aanvulling op art. 2:14 lid 2 BW zou als volgt kunnen luiden: Wanneer eerst na het nemen van het besluit een voor haar geldigheid gesteld wettelijk of statutair vereiste wordt vervuld, maar alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op dit gebrek hadden kunnen beroepen, in de tussen het nemen van het besluit en de vervulling van het vereiste liggende tijdsruimte de handeling als geldig hebben aangemerkt, is daarmede het besluit bekrachtigd.
De tekst van art. 2:15 lid 6 BW staat bevestiging alleen toe als er sprake is van een totstandkomingsgebrek als bedoeld in lid 1 sub a van dat artikel. Een besluit in strijd met een reglement kan niet op grond van lid 6 bevestigd worden. Tijdens de parlementaire behandeling heeft de minister gezegd dat besluiten die vernietigbaar zijn wegens strijd met een reglement (de minister bedoelde reglementaire totstandkomingsbepalingen) op grond van art. 3:55 BW bevestigd kunnen worden. In hoofdstuk 5 § 6.2.2 en 6.2.3 wees ik al op het verschil in strekking van de bevestiging op grond van art. 3:55 BW en de bevestiging op grond van art. 2:15 lid 6 BW. Het zou beter geweest zijn bevestiging van besluiten die op grond van art. 2:15 lid 1 sub a en sub c BW vernietigbaar zijn, mogelijk te maken via art. 2:15 lid 6 BW. Bevestiging op grond van dat artikel werkt immers ten opzichte van een ieder terwijl de bevestiging op grond van art.3:55 alleen tussen betrokkenen werkt.1
De eerste zin van art. 2:15 lid 6 BW zou als volgt kunnen luiden: Een besluit dat vernietigbaar is op grond van lid 1 onder a, kan door een daartoe strekkend besluit worden bevestigd; voor dit besluit gelden dezelfde vereisten als voor het te bevestigen besluit.
Omdat ik, zie paragraaf 5.3, voorstel statuten en reglementen bij de toepassing van art. 2:15 BW gelijk te behandelen hoeft in lid 6 niet meer verwezen te worden naar art. 2:15 lid 1 sub c BW.