NJB 2018/1201:Ontbinding. Billijke vergoeding in hoger beroep op de voet van art. 7:683 lid 3 BW. Hoge Raad: 1. Geen verplichting. De appelrechter die tot het oordeel komt dat de arbeidsovereenkomst in eerste aanleg ten onrechte is ontbonden en dat herstel van de arbeidsovereenkomst niet is aangewezen, moet beslissen of aan de werknemer een billijke vergoeding moet worden toegekend en, zo ja, tot welk bedrag. 2. Mee te wegen omstandigheden. Het ligt in de rede dat de appelrechter bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding de gevolgen van het verlies van de arbeidsovereenkomst betrekt. Daarnaast dient hij de overige omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen, zoals de (mate van) eventuele verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werkgever dan wel het ontbreken daarvan, en de (overige) gezichtspunten, genoemd in de New Hairstyle-beschikking