NJB 2013/1406
1. Art. 3.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor een gebruiksregel met een voorwaardelijke verplichting dat gronden met een natuurbestemming binnen twee jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen van een woongebouw dienen te zijn ingericht en ingericht te blijven overeenkomstig een opgesteld inrichtings- en beheerplan. 2. Opdracht tot verwerking vernietigde en zelf voorziend aangepaste planregels in elektronisch vastgesteld plan op www.ruimtelijkeplannen.nl
ABRvS 27-03-2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7514
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
27 maart 2013
- Magistraten
Mrs. Polak, Simons-Vinckx, Hoekstra
- Zaaknummer
201207066/1/R2
- LJN
BZ7514
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingsvergunning
Ruimtelijk bestuursrecht / Procedure bestemmingsplan
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2013:BZ7514, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27‑03‑2013
- Wetingang
(Wet ruimtelijke ordening art. 3.1, lid 1; Besluit ruimtelijke ordening art. 1.2.3)
Essentie
1. Art. 3.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor een gebruiksregel met een voorwaardelijke verplichting dat gronden met een natuurbestemming binnen twee jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen van een woongebouw dienen te zijn ingericht en ingericht te blijven overeenkomstig een opgesteld inrichtings- en beheerplan. 2. Opdracht tot verwerking vernietigde en zelf voorziend aangepaste planregels in elektronisch vastgesteld plan op www.ruimtelijkeplannen.nl
Partij(en)
Uitspraak in het geding tussen: [appellant] en anderen, allen wonend te Arnhem, en de raad van de gemeente Arnhem (hierna: de raad), verweerder.
Uitspraak
Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2012 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.