Bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad
Einde inhoudsopgave
Bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (R&P nr. InsR11) 2019/8.6:8.6 Conclusie
Bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (R&P nr. InsR11) 2019/8.6
8.6 Conclusie
Documentgegevens:
mr. A. Karapetian, datum 01-01-2019
- Datum
01-01-2019
- Auteur
mr. A. Karapetian
- JCDI
JCDI:ADS348542:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Materieel strafrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de civielrechtelijke (lagere) rechtspraak dient de onvermijdelijkheid van het faillissement doorgaans als maatstaf voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van de bestuurder wegens een bevoordeling van schuldeisers. Aan de hand van een rechtsvergelijkende analyse is betoogd dat een dergelijke norm onvoldoende tegemoetkomt aan de belangen van de schuldeisers. Die zijn reeds in het geding indien de onderneming in financiële moeilijkheden belandt. De civielrechtelijke norm voor de bestuurder bij bevoordeling van schuldeisers strekt verder dan de strafrechtelijke norm die uit art. 343 aanhef en onder 3 Sr voortvloeit. Het hanteren van een maatstaf waarbij het vaststellen van een tijdsmoment in de financiële toestand doorslaggevend is voor de aansprakelijkheid, is te digitaal. Daarmee raken de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht uit het zicht. Teneinde de omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de zorgvuldigheid van het gedrag van de bestuurder in de norm te betrekken, is geopperd het nemen van een onaanvaardbaar risico gelet op de belangen van de schuldeisers als norm te gebruiken. In die norm kunnen zowel de aard van de gedraging, de aard van het gevolg en de overige omstandigheden als het gegeven dat een reddingsoperatie werd ontwikkeld een factor vormen bij de waardering van het gedrag van de bestuurder.