Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
Artikel 26
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
20-06-2002, Stb. 2002, 314 (uitgifte: 27-06-2002, kamerstukken: 28098)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2002, Stb. 2002, 315 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Op de vordering van de officier van justitie kan de rechtbank ter zitting de gevangenneming van de opgeëiste persoon bevelen.
2.
Voordat het onderzoek ter zitting wordt gesloten, beslist de rechtbank ambtshalve omtrent de gevangenhouding van de opgeëiste persoon, zo deze in bewaring of in verzekering is gesteld.
3.
Ambtshalve, op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de opgeëiste persoon of diens raadsman kan de rechtbank bevelen dat de vrijheidsbeneming krachtens de bepalingen van deze paragraaf wegens dringende en uitzonderlijke omstandigheden wordt beëindigd of voorwaardelijk wordt opgeschort of geschorst. De te stellen voorwaarden strekken in ieder geval ter voorkoming van vlucht.
4.
Artikel 16, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.