HR, 14-02-2017, nr. 16/04267
ECLI:NL:HR:2017:245
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-02-2017
- Zaaknummer
16/04267
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:245, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑02‑2017; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Poging tot doodslag, tezamen en in vereniging, door meermalen op/tegen het hoofd en de rug van het slachtoffer te schoppen of trappen terwijl het slachtoffer op de grond lag. HR: 80a zonder schriftelijk standpunt AG. (Samenhang met 16/01646).
Partij(en)
14 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/04267
NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 maart 2016, nummer 22/000885-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben G.A. Jansen en Th.O.M. Dieben, beiden advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2017.