HR 17 juni 2008, LJN: BD2578, NJ 2008, 358 m.nt. Mevis, r.ov. 3.8a.
HR, 15-01-2013, nr. 11/04420
ECLI:NL:HR:2013:BY5704
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-01-2013
- Zaaknummer
11/04420
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BY5704
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BY5704, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY5704
ECLI:NL:HR:2013:BY5704, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑01‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY5704
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0011
Conclusie 15‑01‑2013
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 11/04420
Mr. Machielse
Zitting 13 november 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, heeft verdachte op 18 april 2011 wegens
1.
mishandeling;
2. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
4. verduistering en
5. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Voorts heeft het hof de vorderingen van twee benadeelde partijen toegewezen, met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen, een en ander zoals nader omschreven in het arrest.
- 2.
Mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, heeft namens verdachte beroep in cassatie ingesteld. Mr. A.S. ten Doesschate, eveneens advocaat te Zwolle, heeft een schriftuur ingezonden houdende drie middelen van cassatie.
- 3.1.
Het eerste middel klaagt dat het hof is afgeweken van een ten aanzien van het bewijs van feit 5 door de verdediging ingenomen onderbouwd standpunt, zonder daarvoor in het bijzonder de redenen op te geven.
- 3.2.
Het hof heeft ten laste van verdachte onder feit 5 bewezen verklaard dat:
"hij in de periode van 17 mei 2008 tot 19 mei 2008 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een personenauto, gekentekend [AA-00-BB] (merk Opel, type Astra) heeft weggenomen, toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel".
- 3.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1], verbalisant van politie, opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1], genummerd PL04MI/08-058610, gedateerd 18 mei 2008, dossierpagina 8, voor zover inhoudende als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Pleegplaats/adres: [adres]
Nadere omschrijving: erf/tuin
Incident:diefstal auto
Pleegdatum/-tijd: tussen zaterdag 17 mei 2008 23:00 uur en zondag 18 mei 2008 06:00 uur;
Aangever/benadeelde: [betrokkene 1].
Ik doe aangifte van diefstal. Het weggenomen goed/de weggenomen goederen behoort/behoren mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming dit goed/deze goederen weg te nemen met het oogmerk het zich toe te eigenen.
Gisteravond om ongeveer 23.00 uur werd ik thuisgebracht door een goeie kennis. Mijn auto, merk Opel Astra met het kenteken [AA-00-BB] is toen bij mij thuis neergezet. Mijn zoon [verdachte] was ook bij mij thuis. Die zat er tijdelijk. Vanmorgen werd ik wakker en toen merkte ik dat [verdachte] weg was. Mijn Opel was ook weg.
Volgens mij moet [verdachte] dit gedaan hebben.
Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2], inspecteur van politie, opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van verdachte, genummerd PL0624/08-280929, gedateerd 18 mei 2008, dossierpagina 6, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Verdachte:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats]
Woonadres: [a-straat 1]
Woonplaats: [woonplaats]
Datum/ tijd aanhouding: Zondag 18 mei 2008 te 22:00 uur.
Reden van aanhouding.
De verdachte werd buiten heterdaad aangehouden in opdracht van genoemde officier. De verdachte werd in de gestolen personenauto, merk Opel, type Astra, kleur rood en voorzien van het kenteken [AA-00-BB] op de bestuurdersplaats aangetroffen. De sleutels zaten in het contactslot. De auto stond op de Beurtvaartstraat, hoek Stationsstraat te Apeldoorn. Tevens zaten twee andere personen in de auto, die niets met de diefstal van de auto te maken hadden en zij werden heengezonden."
- 3.4.
De steller van het middel betoogt dat uit deze bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had.
- 3.5.
Uit de bewijsvoering van het hof kan weliswaar worden afgeleid dat verdachte is aangetroffen in zijn vaders auto nadat zijn vader aangifte had gedaan van diefstal van die auto, maar niet dat verdachte het oogmerk had zich de auto wederrechtelijk toe te eigenen. Hierbij neem ik in aanmerking de omstandigheid dat verdachte op de dag dat de auto volgens de aangifte is ontvreemd in de auto is aangetroffen, alsmede het blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota aldaar namens verdachte gevoerde en door het hof niet weerlegde verweer dat verdachte de auto van zijn vader regelmatig leende en hij niet wist dat dit blijkbaar niet meer mocht. De bewezenverklaring van feit 5 is dan ook niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
- 3.6.
Het middel slaagt.
- 4.1.
Het tweede middel klaagt over 's hofs toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
- 4.2.
Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota heeft de raadsvrouw van verdachte aldaar, voor zover hier relevant, het volgende aangevoerd:
"Uit het dossier blijkt niet dat de schade [AM: van [betrokkene 3]] zou zijn veroorzaakt door het strafbare feit. Ook in de vordering benadeelde partij wordt alleen genoemd dat de diefstal benzine heeft gekost, maar wordt niet gesteld (laat staan onderbouwd) dat de genoemde schade door de diefstal zou zijn veroorzaakt. Volstaan wordt met het overleggen van facturen, waaruit niet blijkt en waaruit niet kan worden afgeleid of die schade door het strafbare feit zou zijn veroorzaakt. Zonder meer kan dat niet worden aangenomen: cliënt is twee keer gezien rijdend op de scooter met kentekenplaat. Het ligt niet voor de hand dat hij die kentekenplaat alsnog op een later moment zou hebben verwijderd. Causaal verband tussen strafbare feit en schade is niet gesteld en niet aangetoond --> niet-ontvankelijk c.q. afwijzen.
[...]
Cliënt had vanzelfsprekend [betrokkene 2] niet mogen slaan. Ongetwijfeld nare ervaring voor [betrokkene 2]. Maar, zoals blijkt uit verklaring van cliënt en van [betrokkene 4], is sprake van één klap, niet meer, niet minder. De hoogte van de vordering is buitenproportioneel, de genoemde uitspraak uit de smartengeldgids is van andere orde van grootte (veel ernstiger handelingen en gevolgen). --> niet-ontvankelijk c.q. afwijzen."
- 4.3.
Het hof heeft in zijn arrest ten aanzien van de vorderingen van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] telkens overwogen:
"Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft de vordering niet betwist en is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen."
- 4.4.
De steller van het middel voert aan dat, gezien de gemotiveerde betwisting van de vorderingen, het hof de beslissingen tot toewijzing van de vorderingen hiermee niet heeft gemotiveerd overeenkomstig de eisen van art. 361, vierde lid, Sv.
- 4.5.
Gelet op hetgeen in hoger beroep door de raadsvrouw is aangevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, is onbegrijpelijk dat het hof heeft overwogen dat verdachte de vorderingen niet heeft betwist. Nu in het licht van de gevoerde verweren niet kan worden gezegd dat 's hofs beslissingen op de vorderingen de gronden inhouden waarop deze berusten, had het hof de toewijzingen nader behoren te motiveren.
- 4.6.
Het middel slaagt.
5.1
Het derde middel, in samenhang met de toelichting daarop gelezen, klaagt dat het hof ten onrechte geen beslissing heeft gegeven op de in hoger beroep gedane beroepen op toepassing van art. 63 Sr en op de overschrijding van de redelijke termijn in de appelprocedure, althans dat uit het arrest niet blijkt dat het hof een dergelijke beslissing heeft gegeven.
5.2
Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota heeft de raadsvrouw van verdachte aldaar, voor zover hier relevant, het volgende aangevoerd:
"Strafmaat- en -soortverweer
Rekening houden met:
- *
Artikel 63 Sr;
- *
Oude feiten! Redelijke termijn overschreden."
5.3
Het hof heeft de opgelegde straf als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig heeft gemaakt aan een viertal vermogensdelicten. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen schade maar zorgen tevens voor hinder en overlast en veroorzaken gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte op een station een treinmachinist zonder enige reden opzettelijk en hard met de vuist in het gezicht geslagen. Door het gebruik van dergelijk geweld heeft verdachte niet alleen in ernstige mate inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer maar tevens op diens gevoelens van veiligheid tijdens de uitoefening van zijn functie.
Het hof rekent de verdachte het plegen van de feiten dan ook zwaar aan.
Bij het bepalen van de aard en hoogte van de straf heeft het hof achtgeslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS (het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken).
Het hof heeft voorts in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 februari 2011 in het verleden reeds vele malen - bij thans onherroepelijke uitspraken - is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van vermogensdelicten.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat met geen andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur kan worden volstaan."
5.4
Op verweren strekkende tot de oplegging van een lagere straf wegens overschrijding van de redelijke termijn dient een gemotiveerde beslissing te worden gegeven.1. Een dergelijke beslissing ontbreekt in 's hofs arrest. Nu het hof dit verweer echter slechts had kunnen verwerpen aangezien van overschrijding van de redelijke termijn in de appelprocedure geen sprake was,2. hoeft dit verzuim van het hof niet tot cassatie te leiden.
5.5
Bij de stukken van het geding bevindt zich een verdachte betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 4 februari 2011. Dat uittreksel houdt in dat verdachte na de in de onderhavige zaak bewezenverklaarde feiten meermalen ter zake van misdrijven is veroordeeld tot (gevangenis)straffen. Op basis van deze veroordelingen was art. 63 Sr van toepassing en had het hof ervan moeten blijk geven bij de strafoplegging - naast het toepasselijke strafmaximum - de beperkingen te hebben gerealiseerd die art. 57 Sr aan de cumulatie van straffen stelt. Vermelding van artikel 63 Sr ontbreekt in 's hofs arrest. Ook dit verzuim hoeft echter niet tot cassatie te leiden, nu verdachte gelet op de opgelegde straf en de straffen die in geval van gelijktijdige berechting hadden kunnen worden opgelegd, niet in zijn belangen is geschaad.3.
6. De eerste twee middelen zijn terecht voorgesteld, het derde middel faalt.
7. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit, de strafoplegging en de vorderingen van de benadeelde partijen, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑01‑2013
Het hoger beroep is ingesteld op 18 september 2009 en het arrest van het hof dateert van 21 maart 2011, terwijl verdachte zich in het kader van onderhavige zaak niet in voorlopige hechtenis bevond.
HR 25 februari 1992, LJN: AD1620, NJ 1992, 570; HR 21 september 1999, LJN: ZD1609, NJ 1999, 761; HR 20 januari 2009, LJN: BG5563.
Uitspraak 15‑01‑2013
Inhoudsindicatie
1. Gegronde bewijsklacht, diefstal d.m.v. valse sleutel. “Met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening” kan niet zonder meer uit de bewijsvoering worden afgeleid. 2. ’s Hofs oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd.
Partij(en)
15 januari 2013
Strafkamer
nr. S 11/0442
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, zitting houdende te Arnhem, van 18 april 2011, nummer 24/002343-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.S. ten Doesschate, advocaat te Zwolle, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 5 tenlastegelegde feit, de strafoplegging en de vorderingen van de benadeelde partijen, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring onder 5, voor zover inhoudende "met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening", ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 5 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 17 mei 2008 tot 19 mei 2008 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een personenauto, gekentekend [AA-00-BB] (merk Opel, type Astra) heeft weggenomen, toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"11.
Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1], verbalisant van politie, opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1], genummerd PL04MI/08-058610, gedateerd 18 mei 2008, dossierpagina 8, voor zover inhoudende als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Pleegplaats/adres: [adres]
Nadere omschrijving: erf/tuin
Incident:diefstal auto
Pleegdatum/-tijd: tussen zaterdag 17 mei 2008 23:00 uur en zondag 18 mei 2008 06:00 uur;
Aangever/benadeelde: [betrokkene 1].
Ik doe aangifte van diefstal. Het weggenomen goed/de weggenomen goederen behoort/behoren mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming dit goed/deze goederen weg te nemen met het oogmerk het zich toe te eigenen. Gisteravond om ongeveer 23.00 uur werd ik thuisgebracht door een goeie kennis. Mijn auto, merk Opel Astra met het kenteken [AA-00-BB] is toen bij mij thuis neergezet. Mijn zoon [verdachte] was ook bij mij thuis. Die zat er tijdelijk. Vanmorgen werd ik wakker en toen merkte ik dat [verdachte] weg was. Mijn Opel was ook weg. Volgens mij moet [verdachte] dit gedaan hebben.
12.
Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2], inspecteur van politie, opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van verdachte, genummerd PL0624/08-280929, gedateerd 18 mei 2008, dossierpagina 6, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Verdachte:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats]
Woonadres: [a-straat 1]
Woonplaats: [woonplaats]
Datum/ tijd aanhouding: Zondag 18 mei 2008 te 22:00 uur.
Reden van aanhouding.
De verdachte werd buiten heterdaad aangehouden in opdracht van genoemde officier. De verdachte werd in de gestolen personenauto, merk Opel, type Astra, kleur rood en voorzien van het kenteken [AA-00-BB] op de bestuurdersplaats aangetroffen. De sleutels zaten in het contactslot. De auto stond op de Beurtvaartstraat, hoek Stationsstraat te Apeldoorn. Tevens zaten twee andere personen in de auto, die niets met de diefstal van de auto te maken hadden en zij werden heengezonden.
De bewijsmiddelen 11 en 12 zijn als bijlagen gevoegd bij het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3], hoofdagent van politie opgemaakt hoofdproces-verbaal, genummerd PL04ML/08-504812, en gesloten op 10 juni 2008."
2.2.3.
Het Hof heeft met betrekking tot het bewijs voorts het volgende overwogen:
"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen."
2.2.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Cliënt ontkent de auto te hebben gestolen. Cliënt gebruikte de auto van zijn vader regelmatig. Cliënt ging er dan ook vanuit dat hij dat nu ook mocht doen. Het tegendeel blijkt niet uit het dossier, althans hetgeen uit het dossier blijkt is onvoldoende voor wettig en overtuigend bewijs van diefstal. Met name geen bewijs voor oogmerk op wederrechtelijkheid en (oogmerk) toe-eigening.
Vrijspraak."
2.3.
Mede in het licht van het gevoerde verweer kan de bewezenverklaring van feit 5, voor zover inhoudende "met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening", niet zonder meer uit de bewijsvoering worden afgeleid. De bestreden uitspraak is in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel slaagt.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt dat de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ontoereikend is gemotiveerd.
3.2.1.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 1 en 3 bewezenverklaard dat:
"1.
hij op 31 juli 2007 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [betrokkene 2]), in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
3.
hij op 24 september 2007 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Peugeot), toebehorende aan [betrokkene 3], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak."
3.2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende aangevoerd:
"Ik ben van mening dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd. Er wordt een te hoog bedrag aan materiële schadevergoeding gevorderd."
Voorts heeft de raadsvrouwe blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 3] respectievelijk [betrokkene 2] in:
"Feit 2 (de Hoge Raad leest: vordering [betrokkene 3])
Uit het dossier blijkt niet dat de schade zou zijn veroorzaakt door het strafbare feit. Ook in de vordering benadeelde partij wordt alleen genoemd dat de diefstal benzine heeft gekost, maar wordt niet gesteld (laat staan onderbouwd) dat de genoemde schade door de diefstal zou zijn veroorzaakt. Volstaan wordt met het overleggen van facturen, waaruit niet blijkt en waaruit niet kan worden afgeleid of die schade door het strafbare feit zou zijn veroorzaakt. Zonder meer kan dat niet worden aangenomen: cliënt is twee keer gezien rijdend op de scooter met kentekenplaat. Het ligt niet voor de hand dat hij die kentekenplaat alsnog op een later moment zou hebben verwijderd. Causaal verband tussen strafbare feit en schade is niet gesteld en niet aangetoond - niet-ontvankelijk c.q. afwijzen.
07/460955-07 (mishandeling) (de Hoge Raad leest: feit 1)
(...)
Cliënt had vanzelfsprekend [betrokkene 2] niet mogen slaan. Ongetwijfeld nare ervaring voor [betrokkene 2]. Maar, zoals blijkt uit verklaring van cliënt en van [betrokkene 4], is sprake van één klap, niet meer, niet minder. De hoogte van de vordering is buitenproportioneel, de genoemde uitspraak uit de smartengeldgids is van andere orde van grootte (veel ernstiger handelingen en gevolgen). - niet-ontvankelijk c.q. afwijzen. Desnoods matigen."
3.2.3.
Het Hof heeft omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende overwogen en beslist:
"De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag groot € 750,00 en voor het overige is de vordering afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd zodat het hof zal moeten oordelen over het in eerste aanleg toegewezen bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft de vordering niet betwist en is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
(...)
De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3].
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 501,34. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Alhoewel de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd zal het hof, nu de vordering van deze benadeelde partij door de politierechter volledig werd toegewezen, moeten oordelen over de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft de vordering niet betwist en is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
(...)
De uitspraak
(...)
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [betrokkene 2] (...), tot een bedrag van zevenhonderdvijftig euro;
(...)
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [betrokkene 3] (...), tot een bedrag van vijfhonderdéén euro en vierendertig cent."
3.3.
Blijkens de aan de Hoge Raad toegezonden stukken hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zich in eerste aanleg als benadeelde partij gevoegd.
Bij die stukken bevindt zich een voegingsformulier, gedateerd 1 september 2009, van [betrokkene 2], inhoudende onder meer als opgave van de gevolgen van het voorval: "hersenschudding opgelopen, waarna hoofdpijn en nekklachten", "mentaal een enorme klap gehad en nu (...) nog steeds onder behandeling bij psychotherapeut" en "pijn ervaren en angst gehad" en als opgave van immateriële schade: € 1.000,-. Bij dit formulier is gevoegd een kopie van een gedeelte van de zogenoemde Smartengeldgids betreffende letsel als gevolg van mishandeling door slaan in het gelaat, alsmede een hem betreffende verklaring van het Bureau Risicobeheer en Schaderegeling van de Nederlandse Spoorwegen, inhoudende onder meer: "In de nacht van 30 op 31 juli 2007 was NS-medewerker [betrokkene 2] het slachtoffer van agressie. Volledig onverwacht slaat de verdachte (...) onze medewerker in het gelaat. De impact is enorm gebleken; naast fysieke klachten heeft [betrokkene 2] ook psychische klachten ontwikkeld en is onder behandeling bij een psychotherapeut".
Bij die stukken bevindt zich voorts een voegingsformulier van [betrokkene 3], inhoudende als opgave van de schade aan haar scooter en van de kosten ten behoeve van een kentekenplaat: totaal € 501,34. Bij dit formulier zijn gevoegd een kopie van de factuur met betrekking tot de reparatie van een Peugeot, van de betaling van de aanvraag vervangend kentekenbewijs en van de factuur voor een bromfietsplaat, alsmede een opgave van de dagwaarde van de scooter.
3.4.
Het oordeel van het Hof dat de vorderingen van de benadeelde partij [betrokkene 2] en [betrokkene 3] kunnen worden toegewezen is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Met zijn overweging dat de verdachte de vordering van [betrokkene 2] niet heeft betwist, heeft het Hof kennelijk als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de hoogte van de vordering niet voldoende gemotiveerd is bestreden. Dat oordeel is in het licht van de (hiervoor in 3.2.2 weergegeven) toelichting op de vordering en gelet op hetgeen namens de verdachte in dit verband is aangevoerd, niet onbegrijpelijk.
Met zijn overweging dat de verdachte de vordering van [betrokkene 3] niet heeft betwist, heeft het Hof kennelijk als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de hoogte van de vordering niet voldoende gemotiveerd is bestreden. Dat oordeel is, gelet op hetgeen namens de verdachte is aangevoerd, niet onbegrijpelijk. Het Hof heeft dit betoog immers kunnen opvatten als uitsluitend inhoudende de betwisting van het causale verband tussen het bewezenverklaarde feit en de gevorderde schade, welk verband het Hof toereikend gemotiveerd aanwezig heeft geoordeeld.
3.5.
Het middel faalt.
4. Beoordeling van het derde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 5 tenlastegelegde en de strafoplegging;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 januari 2013.