Rb. Rotterdam, 16-03-2020, nr. C/10/593116 / FA RK 20-1711
ECLI:NL:RBROT:2020:2827
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
16-03-2020
- Zaaknummer
C/10/593116 / FA RK 20-1711
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:2827, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 16‑03‑2020; (Beschikking)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0165
Uitspraak 16‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7. Telefonisch horen. De advocaat maakt bezwaar tegen de wijze waarop betrokkene wordt gehoord door de rechtbank.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593116 / FA RK 20-1711
Betrokkenenummer: [nummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 16 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Albrandswaardsedijk te Poortugaal,
advocaat mr. S.E.M. Hooijman te Rotterdam.
1. Procesverloop
1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 maart 2020, heeft de officier verzocht om verlenging van de op 12 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 12 maart 2020;
de medische verklaring opgesteld door F.C. Karayalcin, psychiater, van 12 maart 2020;
de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz, en
de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 maart 2020, in het gebouw van de rechtbank Rotterdam. Bij die gelegenheid zijn, als noodmaatregel ter voorkoming van het coronavirus, telefonisch gehoord:
- -
betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
- -
[naam arts] , arts in opleiding tot specialist, verbonden aan Antes, locatie Albrandswaardsedijk.
1.3.
De officier is niet (telefonisch) gehoord ter zitting, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
2. Beoordeling
2.1.
Telefonisch horen
2.1.1.
De advocaat van betrokkene maakt bezwaar tegen de wijze waarop betrokkene wordt gehoord door de rechtbank. Zij stelt zich op het standpunt dat de rechter en de griffier op grond van de Wvggz (artikel 7:8 juncto artikel 6:1) naar de accommodatie toe hadden moeten komen om haar cliënte te horen. De advocaat meent dat haar cliënt door de rechtbank niet telefonisch zonder beeldverbeelding mag worden gehoord.
2.1.2.
De rechtbank betreurt het momenteel deze werkwijze te moeten hanteren. Zij wijst er evenwel op dat het voorkomen van de verdere verspreiding van COVID-19 (het coronavirus) een noodsituatie vormt die dwingt tot het aanpassen van werkwijzen. De rechtbank is van oordeel dat via het telefonisch horen van partijen zonder beeldverbinding geen afbreuk wordt gedaan aan het recht op een eerlijk proces, in het bijzonder het recht van betrokkene en haar advocaat om gehoord te worden en zich uit te laten over de verzochte machtiging. De rechtbank verwerpt daarom het standpunt van de advocaat dat de rechtbank op basis van deze wijze van horen van betrokkenen, in aanvulling op de overige stukken, niet gerechtigd is te oordelen.
2.2.
Criteria crisismachtiging
2.2.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.2.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is sinds de zomer toenemend angstig en achterdochtig. Deze klachten zijn in januari 2020 aanzienlijk verergerd. Er zijn paranoïde wanen waar betrokkene naar handelt. Vanuit deze wanen is zij vaak in conflict met haar familieleden, met fysieke agressie tot gevolg. Ook heeft zij de onderzoekers van de crisisdienst bedreigd en bij het hoofd vastgepakt. Op de afdeling is er eveneens sprake van agitatie en achterdocht. De spanning is onlangs dermate hoog opgelopen dat er noodmedicatie is toegediend en dat betrokkene moest worden gesepareerd.
2.2.3.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychotisch toestandsbeeld.
2.2.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.3.
Verplichte zorg
2.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde verplichte zorg noodzakelijk is om het nadeel af te kunnen wenden, te weten:
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
het beperken van de bewegingsvrijheid;
het insluiten;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene, en
het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, nu de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de psychiater ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
De advocaat maakt namens betrokkene bezwaar tegen het insluiten als vorm van verplichte zorg. De arts heeft zich naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd verklaard dat het insluiten als vorm van verplichte zorg nodig is om het nadeel af kunnen te wenden nu bij betrokkene sprake is van agitatie. Deze agitatie bij betrokkene heeft er voor gezorgd dat zij eerder tijdens haar verblijf in de accommodatie is gesepareerd.
2.3.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.3.3.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.4.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 april 2020.
Deze beschikking is op 16 maart 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 20 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.