RO 2019/36
V.o.f. als zodanig geen werkgever; preferente vorderingen in het afgescheiden vermogen zijn preferente vorderingen in het privévermogen van een vennoot.
HR 19-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:649
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 april 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/02700
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS57926:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:649, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:189, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑03‑2019
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële vragen. Vennootschap onder firma. Werkgever. Voorrecht.
V.o.f. is als zodanig geen werkgever; preferente vorderingen in het afgescheiden vermogen van de v.o.f. zijn preferente vorderingen in het privévermogen van een vennoot. (UWV/X)
Samenvatting
De vennootschap onder firma had twee vennoten. Zowel de v.o.f. als de vennoten zijn in staat van faillissement verklaard. De faillissementen van de vennoten zijn omgezet in wettelijke schuldsaneringsregelingen. Het faillissement van de v.o.f. is opgeheven bij gebrek aan baten. Het UWV heeft bij de bewindvoerder in de schuldsaneringsregelingen van beide vennoten boedelvorderingen (art. 40 Fw) en preferente vorderingen (ex ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.