Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/6.4.3
6.4.3 Verbod van herhaling van beroep
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS381072:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 14 december 1973, NJ 1974, 347 (WLH).
HR 16 oktober 1992, NJ 1992, 791.
Anders, voor zover het om de mogelijkheid gaat om in een tweede appèl onderdelen van een uitspraak te kunnen bestrijden die men in een eerste tussentijds appèl ongemoeid heeft gelaten, Haardt in zijn annotatie bij het arrest Erven Davids/De Ontvanger en H.W. Wiersma 1998, nrs. 186-194.
Voor de herziening van het procesrecht in 2002 stond ingevolge art. 337 (oud) Rv - spiegelbeeldig aan het huidige art. 337 Rv - tussentijds hoger beroep open van alle tussenvonnissen, tenzij de rechter dit had uitgesloten. Voor tussenbeschikkingen gold ingevolge art. 429n lid 3 (oud) Rv echter al de thans geldende uitsluiting van tussentijds appèl behoudens toestemming van de rechter.
De regel is bevestigd in HR 18 juni 1999 (Erven Van der Schoot/De Man), NJ 2000, 221 (HJS) en HR 24 september 1993 (Van de Rakt/Veltman), NJ 1994, 229 (HER). Zie ook HR 15 maart 1996 (Ateliers Belges Réunis/Kuiit), NJ 1996, 435, waarin de Hoge Raad oordeelde dat het hof er terecht van was uitgegaan dat een tweede appèl er niet toe kan dienen de appellant de gelegenheid te geven om verzuimen die hij als appellant in het eerste appèl had begaan - waaronder het verzuim om in de voorafgaande instantie gemaakte fouten in het eerste appèl te herstellen - alsnog in dat tweede appèl te herstellen.
HR 8 juni 2001, NJ 2001, 432.
H.W. Wiersma 1998, nr. 189.
Deze ruime opvatting houdt dus - verwarrend genoeg - een enge opvatting in van het verbod op herhaling van appèl.
Snijders & Wendels 2003, nr. 50.
HR 21 juni 1940, NJ 1940, 918.
HR 24 september 1993, NJ 1994, 299.
370. Komt een partij van een tussenuitspraak tussentijds in hoger beroep of cassatieberoep, dan verzetten de eisen van een goede procesorde zich ertegen dat die partij ter gelegenheid van het beroep tegen een latere tussenuitspraak of de einduitspraak andermaal tegen die uitspraak beroep instelt, ook als die partij daarbij nieuwe grieven of klachten tegen de tussenuitspraak aanvoert. Aldus besliste de Hoge Raad reeds in het arrest Erven Davids/De Ontvanger.1 De onmogelijkheid van een tweede appèl kan bovendien niet worden omzeild, zo blijkt uit dit arrest, door in het appèl tegen het eindvonnis grieven aan te voeren die zijn gericht tegen eindbeslissingen die ook al in het tussentijds appèl waren betrokken.
Vele jaren later werd de Hoge Raad opnieuw met een soortgelijke kwestie geconfronteerd. Verschil met de zaak die tot het zojuist genoemde arrest voerde, is dat nu voor een tweede maal appèl was ingesteld, niet tegelijk met het appèl tegen het eindvonnis, maar met het appèl tegen een later tussenvonnis. Bovendien werden in deze zaak in het tweede appèl ook eindbeslissingen aangevallen die in het eerste appèl buiten schot waren gebleven. Voorst was ten tijde van het tweede appèl, anders dan in de zaak Erven Davids/De Ontvanger, nog geen uitspraak gedaan op het eerste appèl. De Hoge Raad deed, in het arrest Muller Massis/De Vita2, blijken in deze omstandigheden geen rechtvaardiging te zien voor een beperking van het verbod op een herhaald (tussentijds) appèl.3 Opmerkelijk is dat de Hoge Raad in deze uitspraak niet verwijst naar de eisen van een goede procesorde, maar in plaats daarvan zijn beslissing grondt op de belangen van partijen die bij een tussentijds appèl zijn betrokken.
'Tussentijds appèl doorbreekt de continuïteit van het processueel debat en schaadt in zoverre het belang dat de wederpartij met het oog op de inrichting van haar stellingen heeft bij een ordelijk verloop van dat debat. Van de partij die in haar belang van de in de wet gegeven mogelijkheid tot het instellen van zulk een appèl gebruik maakt[4], mag dan ook worden gevergd dat zij daarbij al haar bezwaren tegen die in het bestreden tussenvonnis gegeven eindbeslissingen aan de appèlrechter voorlegt, ook die welke slechts mogelijkerwijs in een later stadium van het processueel debat belang krijgen. Daarom kan wie eenmaal, voordat het eindvonnis is gewezen, in zijn hoger beroep tegen een tussenvonnis is ontvangen, in een later stadium van het geding niet meer tegen in dat tussenvonnis voorkomende eindbeslissingen opkomen, ook niet voor zover deze in een later vonnis zijn herhaald (...). Hij kan zich het recht daartoe ook niet voorbehouden.'5
371. Dat ook een herhaald cassatieberoep tegen een tussenarrest of -beschikking is uitgesloten, moge blijken uit het arrest Interfood/Lyclama à Nijeholt6 In dit arrest overwoog de Hoge Raad dat de eisen van een goede procesorde zich ertegen verzetten dat een tussenarrest waartegen tussentijds beroep in cassatie is ingesteld, nadat dit beroep is verworpen, opnieuw aan het oordeel van de Hoge Raad wordt onderworpen. Dat een dergelijk tweede cassatieberoep in strijd komt met de eisen van een goede procesorde, beargumenteerde de Hoge Raad met een, op de situatie in cassatie toegespitste, herhaling van de hierboven geciteerde overweging uit het arrest Muller Massis/De Vita.
H.W. Wiersma heeft betoogd dat in de opvatting van de Hoge Raad de onderbreking van het processuele debat door een tussentijds beroep juist 'tot het uiterste gemaximeerd' wordt.7 Die opvatting werkt volgens hem immers in de hand dat appellant bij een tussentijds beroep veiligheidshalve zo veel mogelijk bezwaren en mogelijke bezwaren zal aanvoeren, dan wel tussentijds beroep geheel achterwege laat en de einduitspraak afwacht. Ook in dat laatste geval staat de efficiëntie van de procesvoering op het spel, nu een tussentijds beroep, indien dit slaagt, partijen en rechterlijke macht juist veel onnodige kosten en moeite bespaart.
De wederpartij zou volgens Wiersma dan ook meer belang hebben bij de door hem, in afwijking van de rechtspraak van de Hoge Raad, voorgestane 'ruime opvatting' van de leer van concentratie van bezwaren. In die ruime opvatting mogen in een appèl grieven worden gericht tegen alle oordelen van de eerste rechter, met uitzondering van die oordelen die reeds in een eerder ingesteld appèl door de appèlrechter zijn beoordeeld in het kader van een tussen partijen bestaand geschilpunt en van de oordelen die blijkens het petitum van de eerdere uitgebrachte appèldagvaarding of het eerder ingediende beroepschrift in dat tussentijds appèl zijn betrokken.8 Dit uitgangspunt zou de tussentijds appellerende partij in staat stellen tot de efficiënte procesvoering die het grievenstelsel in de hand werkt: zij mag zich concentreren op de bestrijding van voor haar ongunstige oordelen in de tussenuitspraak, zonder het risico te lopen de mogelijkheid van beroep te verspelen tegen onderdelen van de uitspraak die haar later, gezien de verdere ontwikkeling van het processuele debat, onwelgevallig zijn.
Keerzijde van deze 'ruime opvatting' is echter dat zij aanleiding zal geven tot verwikkelingen rond de vraag of en in hoeverre bepaalde oordelen al in het eerste beroep zijn beoordeeld, dan wel daarin waren betrokken blijkens het petitum van de eerder uitgebrachte dagvaarding of het eerder ingediende beroepschrift. De behandeling van de zaak zou, zo kan met Snijders worden opgemerkt, bovendien nog verder gefragmenteerd raken, dan door de mogelijkheid van tussentijds beroep, indien door de rechter opengesteld, 'toch al voor lief moet worden genomen' 9
372. Een uitzondering op de uitsluiting van een herhaald appèl of cassatieberoep tegen een tussenuitspraak, kan gerechtvaardigd zijn indien aanlegger in zijn eerste beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding, zo blijkt uit het arrest Stadsverkeersdienst Eindhoven/Beerens.10 Deze uitzondering lijkt te kunnen worden uitgebreid tot andere gevallen waarin de rechter in het eerste tussentijds beroep om louter processuele redenen niet aan een inhoudelijke beoordeling van de aangevoerde grieven of klachten is toegekomen.
373. Ten slotte zij hier opgemerkt dat uit het hierna nog te bespreken arrest Van de Rakt/Veltman q.q.11 volgt dat de uitsluiting van een herhaald beroep niet meebrengt, dat de procespartij wier wederpartij tussentijds beroep heeft ingesteld, ook harerzijds onmiddellijk incidenteel beroep tegen die uitspraak moet instellen, op straffe van verval van de mogelijkheid om dat later nog met succes te kunnen doen.