Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Thailand tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Artikel 11 Interest
Geldend
Geldend vanaf 09-06-1976
- Bronpublicatie:
11-09-1975, Trb. 1975, 113 (uitgifte: 07-10-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
09-06-1976
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-1976, Trb. 1976, 96 (uitgifte: 01-01-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, mag in die andere Staat worden belast.
2.
Deze interest mag echter in de Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet overschrijden:
- a)
10 percent van het bruto-bedrag van de interest, indien de interest wordt genoten door een bank of enige andere financiële instelling (daaronder begrepen een verzekeringsmaatschappij) die inwoner van de andere Staat is;
- b)
25 percent van het bruto-bedrag van de interest in alle andere gevallen.
3.
De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen de wijze van toepassing van het tweede lid.
4.
De uitdrukking ‘interest’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit overheidsleningen, uit obligaties of schuldbewijzen, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevende op een aandeel in de winst, en schuldvorderingen van welke aard ook, alsmede alle andere inkomsten die door de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met inkomsten uit geldlening worden gelijkgesteld.
5.
De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de genieter van de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de interest afkomstig is, een vaste inrichting heeft en de vordering uit hoofde waarvan de interest verschuldigd is, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing, mits de interest volgens de wetgeving van die andere Staat wordt belast als deel van de winst van die vaste inrichting.
6.
Interest wordt geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien zij wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, ongeacht of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten een vaste inrichting heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.
7.
Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan zij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.