Einde inhoudsopgave
Netcode elektriciteit
Artikel 3.15
Geldend
Geldend vanaf 17-04-2024
- Bronpublicatie:
11-04-2024, Stcrt. 2024, 11803 (uitgifte: 16-04-2024, regelingnummer: ACM/UIT/601930)
11-04-2024, Stcrt. 2024, 12108 (uitgifte: 16-04-2024, regelingnummer: ACM/UIT/614377)
- Inwerkingtreding
17-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-04-2024, Stcrt. 2024, 11803 (uitgifte: 16-04-2024, regelingnummer: ACM/UIT/601930)
11-04-2024, Stcrt. 2024, 12108 (uitgifte: 16-04-2024, regelingnummer: ACM/UIT/614377)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Distributie
1.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.27 ligt de arbeidsfactor van een elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een middenspanningsnet of hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV, in het overdrachtspunt tussen 0,98 capacitief en 0,98 inductief.
2.
De elektriciteitsproductie-eenheid, die is aangesloten op een midden- of hoogspanningsnet, is voorzien van een bedrijfsmeting.
3.
De vereiste nauwkeurigheid van de in het tweede lid bedoelde metingen is
- a.
klasse 1, indien de elektriciteitsproductie-eenheid is voorzien van een interface als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel a, van de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG); of
- b.
klasse 2, in overige gevallen, tenzij anders met de netbeheerder is overeengekomen.
4.
De beveiligingen van de elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op een midden- of hoogspanningsnet, zijn selectief ten opzichte van de beveiligingen in het net van de netbeheerder. De aangeslotene draagt zorg en is verantwoordelijk voor adequate beveiligingen van de elektriciteitsproductie-eenheid tegen zowel storingen die ontstaan in het net als extreme afwijkingen van spanning en frequentie. De netbeheerder kan verlangen dat hiervan een berekening wordt gemaakt.
5.
De elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op een midden- of hoogspanningsnet, is voorzien van en wordt bedreven met een instelbare automatische spanningsregeling. De netbeheerder kan op basis van de lokale situatie voor een elektriciteitsproductie-eenheid een arbeidsfactor-regeling eisen of toestaan.
6.
De elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een middenspanningsnet of op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV, dient bij verlaagde netspanning onbeperkt de maximaal beschikbare hoeveelheid blindvermogen te kunnen leveren bij een verlaagde netspanning kleiner dan of gelijk aan Un en groter dan of gelijk aan 0,9 Un.
7.
De behandeling van het sterpunt van de elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een midden- of hoogspanningsnet, wordt bepaald door de netbeheerder in overleg met de beheerder van de elektriciteitsproductie-eenheid.
8.
In overleg met de netbeheerder gaat de aangeslotene door berekeningen na of en zo ja door welke maatregelen, de bijdrage aan het kortsluitvermogen door de elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een midden- of hoogspanningsnet, redelijkerwijs kan worden beperkt.
9.
De elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een middenspanningsnet of op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV is, in aanvulling op artikel 3.13, eerste lid, en artikel 3.13, zevende lid, in staat om op het net aangesloten en in bedrijf te blijven:
- a.
gedurende 3 minuten bij een spanning op het overdrachtspunt tussen 0,85 pu en 0,90 pu, waarbij geldt dat het werkzame vermogen mag worden gereduceerd tot 80% van de maximum capaciteit;
- b.
overeenkomstig de in artikel 3.13, eerste lid, genoemde perioden
- 1°
bij een spanning op het overdrachtspunt binnen de spanningsband tussen 0,9 pu en 1,1 pu voor een frequentiebereik van 50 tot 51,5 Hz;
- 2°
bij een spanning op het overdrachtspunt binnen de spanningsband die lineair verloopt van 0,9 pu en 1,01 pu bij 47,5 Hz tot 0,9 en 1,1 pu bij 50 Hz;
10.
De elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een middenspanningsnet of op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV is op grond van het negende lid en op grond van artikel 3.13, eerste lid in staat aangesloten en in bedrijf te blijven binnen de in onderstaand diagram weergegeven tijdsperioden, frequentiebereiken en spanningsbanden.
11.
Indien artikel 3.13, eerste lid, een kortere tijdsperiode toestaat dan het negende en tiende lid, prevaleert artikel 3.13, eerste lid.
12.
Indien het negende en tiende lid een kortere tijdsperiode toestaat dan artikel 3.13, eerste lid, prevaleert het negende lid.
13.
De elektriciteitsproductie-eenheid die met gebruikmaking van de vrijstellingen voor productie als bedoeld in artikel 4a.1, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.2, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel b, subonderdeel 2°, artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2° en artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas is aangesloten op een hoogspanningsnet of op het onderliggende middenspanningsnet dient voldoende snel en selectief afgeschakeld of afgeregeld te kunnen worden, in een uitvalsituatie als bedoeld in de hiervoor genoemde onderdelen van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas. Aan deze eis is voldaan indien:
- a.
de netbeheerder de elektriciteitsproductie-eenheid kan afschakelen of afregelen door middel van een aan te bieden signaal op of in de nabijheid van het overdrachtspunt van de aansluiting;
- b.
de netbeheerder en de aangeslotene overeenkomstig artikel 9.12, vijfde lid, overeenkomen dat de netbeheerder de aansluiting afschakelt of afregelt; of
- c.
de netbeheerder en de aangeslotene overeenkomstig artikel 9.12, derde lid, overeenkomen dat voor het afschakelen of afregelen gebruik gemaakt kan worden van de in artikel 13, zesde lid, en artikel 14, tweede lid, onderdeel a, van Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG) bedoelde interface of de in artikel 15, tweede lid, onderdeel a, van Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG) bedoelde regelbaarheid.