Rb. Amsterdam, 27-03-2017, nr. KG RK 17-443
ECLI:NL:RBAMS:2017:2424
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
27-03-2017
- Zaaknummer
KG RK 17-443
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2017:2424, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 27‑03‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NTHR 2017, afl. 4, p. 195
Uitspraak 27‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Verzoek tenuitvoerlegging arbitraal vonnis van E-court geweigerd. Vonnis is in strijd met de openbare orde.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
nummers 625403 / KG RK 17-443 MW/CB
Beschikking van 27 maart 2017
in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRALE ZORGVERZEKERAARS GROEP, ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Tilburg,
verzoekster,
advocaat mr. A.P. Macro te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
Verzoekster heeft op 20 februari 2017 een verzoekschrift ex artikel 1062 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingediend, welk verzoekschrift aan deze beschikking is gehecht. Het verzoekschrift is pas op 9 maart 2017 ter griffie van de voorzieningenrechter ontvangen.
2. Gronden van de beslissing
2.1.
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof tot tenuitvoerlegging van het op 10 februari 2017 tussen verzoekster en drie in het vonnis genoemde partijen gewezen arbitrale vonnis van E-Court.
2.2.
Het arbitrale vonnis is op 20 februari 2017 gedeponeerd bij deze rechtbank.
2.3.
Het onderstaande betreft een integrale weergave van het vonnis.
“
De ruimte hierboven is bestemd voor het verlof van de voorzieningenrechter ex artikel 1062 lid 2 Rv
Arbitraal vonnis in de procedure GPRV_2017_1XIOO1,
gewezen op 10 februari 2017
tussen
Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A.
Ringbaan West 236, 5038 KE TILBURG
als eisende partij
en
de gedaagden in de zaken die vô6r de samenvoeging waren geadministreerd onder dossiernummer:
1 [dossier 1]
2 [dossier 2]
3 [dossier 3]
De namen en woonplaatsen van gedaagden staan op de volgende bladzijden van dit vonnis vermeld.
1
Plaats van arbitrage: Amsterdam
In hoedanigheid van arbiter, daartoe benoemd door de stichting Stichting E-Court, gevestigd en kantoorhoudende aan de Moersbergselaan 17, 3941 BW Doorn (hierna te noemen: e-Court’), aldaar domicilie gekozen hebbende, wijs ik, mr. R.R.G.M. van Beurden, vonnis als bedoeld in artikel 12 Procesreglement e-Court 2017 en verklaar daartoe het volgende.
Keuze voor e-Court
Gedaagden zijn met eisende partij overeengekomen hun geschil te beslechten via het procesreglement van e Court. Van hun schriftelijke overeenkomsten daartoe is mij gebleken. Voorts heb ik, arbiter, gecontroleerd en vastgesteld dat gedaagden zijn opgeroepen per deurwaardersexploot. Daarbij is ingevolge artikel 6:236 sub n BW een maand gegund om te kiezen voor behandeling van het geschil door de overheidsrechter. Ik heb daarop vastgesteld dat gedaagden van dit recht geen gebruik hebben gemaakt. Hiermee hebben zij bewust en uit Vrije wil de bevoegdheid van het door e-Court te benoemen scheidsgerecht in stand gelaten om overeenkomstig het procesreglement van e-Court het geschil te beslechten.
Samenvoeging
De administrateur heeft de samenvoeging gelast van aanhangig gemaakte procedures met inachtneming van de daarvoor geldende voorschriften. De redenen van doelmatigheid rechtvaardigen naar het oordeel van het scheidsgerecht een gezamenlijke behandeling. Daarom heb ik, arbiter, geen aanleiding gezien om de procedure ambtshalve te splitsen.
Benoeming scheidsgerecht
Ik, arbiter, heb mijn benoeming door e-Court aanvaard om op te treden als scheidsgerecht. Mijn benoeming is aan de procespartijen meegedeeld door vermelding van mijn naam in het procesdossier.
Procesverloop
De procedure is gevoerd onder Procesreglement e-Court 2017 met inachtneming van het daarin bepaalde. Het procesverloop staat in het procesdossier vermeld.
Omschrijving van de eis zoals gevorderd
Gedaagden zijn elk met eisende partij één of meerdere zorgverzekeringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 3 van de Zorgverzekeringswet aangegaan. Deze overeenkomsten hebben betrekking op de verplichte verzekering (het basispakket), de aanvullende verzekering of het wettelijk verplicht eigen risico. Op grond van voormelde overeenkomsten en/of het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering zijn gedaagden aan eisende partij periodiek premie verschuldigd en gehouden tot betaling van andere onder de overeenkomsten aan haar verschuldigde bedragen. Gedaagden hebben nagelaten om het verschuldigde tijdig te voldoen, ondanks herinnering en (herhaalde) aanmaning en sommatie. Eisende partij verzoekt het scheidsgerecht daarom om bij arbitraal vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te voldoen een bedrag van € 598,20 aan hoofdsom, in dier voege dat elke gedaagde daartoe wordt veroordeeld voor zijn ongelijke deel als bedoeld in artikel 6:6 BW - deze delen zijn omwille van de bescherming van de privacy van betrokkenen gespecificeerd in het procesdossier en worden hier niet herhaald -, en verder de hoofdsom te vermeerderen met de vervallen rente conform de opgave in het procesdossier, welk bedrag voor gedaagden gezamenlijk is begroot op € 4,48, zulks met veroordeling van gedaagden in de buitengerechtelijke kosten, conform het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten, en met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
Een specificatie van de hoofdsom is als volgt:
Factuurnummer Factuurbeschrijving Factuurbedrag Vervaldatum
[factuurnr] Periode 01-07-2016 31-07-2016
CZ Zorgverzekering € 96,55 01-07-2016
[factuurnr] Periode 01-08-2016 31-08-2016
CZ Zorgverzekering € 96,55 01-08-2016
[factuurnr] Periode 01-05-2016 31-05-2016
CZ Zorgverzekering € 97,60 01-05-2016
[factuurnr] Periode 01-06-2016 30-06-2016
CZ Zorgverzekering € 97,60 01-06-2016
[factuurnr] Periode 01-07-2016 31-07-2016
CZ Zorgverzekering € 104,95 01-07-2016
[factuurnr] Periode 01-08-2016 31-08-2016
CZ Zorgverzekering € 104,95 01-08-2016
Totaal € 598,20
2
Beslissing
Het scheidsgerecht beslist als volgt naar de regelen des rechts. De eis, zoals gevorderd en hiervoor is
weergegeven, wordt integraal toegewezen, waarbij de hoogte van het verschuldigde bedrag per gedaagde kan -- en moet - worden vastgesteld aan de hand van de specificatie van hoofdsom, rente en kosten in het procesdossier.
Motivering
De motivering van mijn beslissing is als volgt.
Indien en voorzover ik verstek heb verleend tegen een of meer gedaagden, geldt dat ik, arbiter, heb vastgesteld dat de betreffende gedaagde geen verweer heeft gevoerd, hoewel gedaagde daartoe in de gelegenheid is gesteld. Ten aanzien van de overige gedaagden indien van toepassing, heb ik, arbiter, vastgesteld dat de vordering door hen is erkend. De vordering komt het scheidsgerecht niet onrechtmatig of ongegrond voor en ligt daarmee voor toewijzing gereed. Ik, arbiter, heb daarbij getoetst of de gevorderde incassokosten niet hoger zijn dan de wettelijke maxima en deze in het procesdossier waar nodig gematigd. Het betreft de volgende gedaagden:
- [naam 1] , geboortedatum [geboortedatum] ,
[adres] : verstek
- [naam 2] , geboortedatum [geboortedatum] ,
[adres] : erkend
- [naam 3] , geboortedatum [geboortedatum] ,
[adres] : verstek
Tot zover mijn beslissing.
Bescherming persoonsgegevens
Ik, arbiter, beveel dat bij de betekening van dit vonnis aan elke gedaagde de specificatie van alle bedragen zoals neergelegd in het procesdossier zal worden meebetekend, voor zover deze betrekking heeft op zijn deel in het geheel. Op grond van artikel 22 lid 3 Procesreglement e-Court 2017 beveel ik, arbiter, dat de persoonsgegevens van de gedaagden zoveel mogelijk voor elkaar worden afgeschermd in de executiefase, teneinde de privacy van de betrokkenen te beschermen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
Ik, arbiter, verklaar dit arbitrale vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Deponering
Op grond van artikel 13 lid 2 Procesreglement e-Court 2017 gelast ik, arbiter, de deponering van dit arbitrale vonnis bij de griffie van de bevoegde rechtbank ex artikel 1058 lid 1 sub b RV. Ex artikel 14 Procesreglement e Court 2017 gelast ik, arbiter, voorts de deponering van het verlof tot tenuitvoerlegging ex artikel 1062 Rv, indien en voor zover dit wordt verleend, bij een door de administrateur aan te wijzen notaris met plaats van vestiging in Nederland.
Slot
Dit vonnis, dat in digitale vorm is opgemaakt, is gewezen in de plaats van arbitrage als hiervoor vermeld en is digitaal ondertekend ex artikel 1072b lid 3 Rv. Na een daartoe verleend verlof door de bevoegde voorzieningenrechter kan dit vonnis ten uitvoer worden gelegd. Voor de rechtsmiddelen tegen dit vonnis en de daarvoor geldende termijnen zij verwezen naar Procesreglement e-Court 2017.
Het scheidsgerecht
Digitale handtekening: 2GRPV2O1 721 07250272852061 7246599
3
Digitale handtekening
Dit arbitrale vonnis is ondertekend met een digitale handtekening, die op unieke wijze aan de arbiter als ondertekenaar verbonden is. Hierdoor is het mogelijk de ondertekenaar te identificeren. De ondertekening is tot stand gekomen met middelen die uitsluitend aan de ondertekenaar bekend zijn, en zodanig aan het elektronische bestand waarop zij betrekking heeft, verbonden is, dat elke wijziging achteraf kan worden opgespoord. Wanneer u dit document digitaal gebruikt, kunt u het onderliggende certificaat controleren. De integriteit en verifieerbaarheid van het document blijft met het onderliggende certificaat gewaarborgd.
Over het certificaat
Afgegeven aan : ITEC Services B.V.
Uitgegeven door : OutSystems Benelux BV.
Geldig
Van :01-01-2017
Tot :01-01-2018
Beoogd gebruik
De geldigheid van de digitale handtekening komt te vervallen indien het document wordt aangepast of uitgeprint. In het geval het vonnis is uitgeprint ten behoeve van de overheidsrechter in het kader van artikel 1058 lid 1 sub b Rv of artikel 1062 lid 2 Rv, wordt de integriteit en verifieerbaarheid van het vonnis gewaarborgd door de originele handtekening van de advocaat op (i) de begeleidende brief ter deponering en (ii) op het verzoekschrift, waarmee het verlof voor tenuitvoerlegging van dit vonnis wordt gevraagd.
4
“
3. De beoordeling
3.1.
Uit het arbitrale vonnis blijkt niet welke gedaagde wat moet betalen. Noch uit de omschrijving van de eis zoals gevorderd, noch uit de uiteindelijke beslissing of de motivering daartoe valt immers af te leiden wat elk van de gedaagden aan eiseres verschuldigd is.
3.2.
De vraag is of het vonnis aldus wel een voor tenuitvoerlegging vatbare titel oplevert. Als dat niet het geval is, leidt dat tot het oordeel dat het vonnis kennelijk in strijd met de openbare orde is gewezen. Het vonnis bevat dan niet een beslissing als bedoeld in artikel 1057 lid 4 Rv.
3.3.
De grosse van een rechterlijk verlof tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis heeft executoriale kracht (artikel 430 Rv). Die grosse geeft de schuldeiser derhalve de bevoegdheid om de veroordeling, die in het arbitrale vonnis is uitgesproken, met dwangmiddelen ten uitvoer te leggen op het vermogen van zijn schuldenaar. Gelet op het verstrekkende en ingrijpende karakter van deze bevoegdheid valt het bestaan daarvan alleen te aanvaarden indien de vordering waarvoor deze is verleend met voldoende bepaaldheid in de titel is omschreven (vgl. Hoge Raad 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4889). Anders kan het vonnis een vrijbrief zijn om meer te innen dan gerechtvaardigd is.
3.4.
Vorderingen op gedaagden die reeds bestaan in een concreet geldbedrag moeten dan ook concreet per gedaagde in het arbitrale vonnis zijn omschreven. Uit de in het onderhavige arbitrale vonnis genoemde factuurbedragen blijkt dat reeds sprake is van dergelijke concrete vorderingen op individuele gedaagden. Uit het vonnis volgt echter niet welke concrete vordering er is op welke individuele gedaagde. De verwijzing naar het “procesdossier” maakt het bewijs van het bestaan van de vordering afhankelijk van een buiten het vonnis gelegen bron. Dit maakt dat het vonnis niet de beslissing bevat als bedoeld in artikel 1057 lid 4 Rv.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
weigert het gevraagde verlof.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, op
27 maart 2017.
Coll. JT