NJB 2018/1965:Onrechtmatige overheidsdaad. Een vader is in het verleden veroordeeld wegens zedendelicten. Na onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming kent de rechter niettemin het eenhoofdig gezag over de zoon toe aan de vader. Verder doet de vader aangifte tegen de moeder wegens smaad. Het Openbaar Ministerie seponeert de zaak voorwaardelijk. In dit geding oordeelt het hof op vordering van de moeder dat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, zowel vanwege het optreden van de Raad als vanwege het optreden van het Openbaar Ministerie. Hoge Raad: 1. Raad voor de Kinderbescherming. Maatstaf. In een geval als dit komt het erop aan of de Raad heeft mogen menen zich met de uit zijn onderzoek verkregen informatie een verantwoord oordeel te kunnen vormen over hetgeen het belang van het kind vergt. 2. Openbaar Ministerie. Beleidsvrijheid. Mede in het licht van de beleidsvrijheid die het Openbaar Ministerie toekomt bij het nemen van vervolgingsbeslissingen is het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd