HR, 20-04-2021, nr. 20/03889
ECLI:NL:HR:2021:624
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-04-2021
- Zaaknummer
20/03889
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:624, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑2021; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:66
ECLI:NL:PHR:2021:66, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:624
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0109
Uitspraak 20‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Herziening ingediend namens overledene. Arnhemse Villamoord. De aanvraag kan niet tot herziening leiden omdat de uitspraak waarvan herziening is gevraagd – vernietiging van het vonnis van de Rb en de n-o van het OM in de vervolging – geen onherroepelijke veroordeling betreft en daarom geen uitspraak i.d.z.v. art. 457.1 Sv is. Het gevolg daarvan is – gelet op art. 465.1 Sv – dat de HR het verzoek niet in behandeling kan nemen. Aanvraag n-o. Samenhang met 7 andere zaken.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/03889 H
Datum 20 april 2021
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de rechtbank te Arnhem van 29 december 1999, nummer 05-072607-99, ingediend door P.B.A. Acda, advocaat te Roermond,
namens
[aanvraagster],
zuster van [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, overleden te [plaats] op 3 augustus 2000,
hierna: de aanvraagster.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
1.1
De rechtbank heeft [verdachte] veroordeeld voor, kort gezegd, medeplegen van diefstal met geweldpleging tegen twee personen die de dood van een persoon ten gevolge heeft, tot een gevangenisstraf van acht jaren.
1.2
Het gerechtshof te Arnhem heeft bij onherroepelijk geworden arrest van 21 augustus 2000 de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van [verdachte] omdat is gebleken dat [verdachte] op 3 augustus 2000 is overleden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van de advocaat-generaal
3.1
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de herzieningsaanvraag.
3.2
De raadsman van de aanvraagster heeft daarop schriftelijk gereageerd.
4. Beoordeling van de aanvraag
De aanvraag kan niet tot herziening leiden omdat de uitspraak waarvan herziening is gevraagd – als gevolg van de onder 1.2 vermelde vernietiging van dat vonnis van de rechtbank en de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging – geen onherroepelijke veroordeling betreft en daarom geen uitspraak in de zin van artikel 457 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is. Het gevolg daarvan is – gelet op artikel 465 lid 1 Sv – dat de Hoge Raad het verzoek niet in behandeling kan nemen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2021.
Conclusie 02‑02‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie Advocaat-Generaal. Herzieningszaak Arnhemse Villamoord. Veroordeling door de rechtbank in 1999 wegens een overval op een woning op 2 september 1998 waarbij een persoon om het leven is gekomen en een ander gewond is geraakt. Herzieningsaanvraag ingediend door de zuster van de na het instellen van hoger beroep overleden verdachte. Aangezien het hof in hoger beroep vanwege dit overlijden de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de strafvervolging is niet voldaan aan de voorwaarde voor herziening dat de zaak geëindigd is in een (onherroepelijke) veroordeling. De AG adviseert de Hoge Raad de herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/03889 H
Zitting 2 februari 2021
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[aanvraagster] ,
zuster van de gewezen verdachte [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, overleden te [plaats] op 3 augustus 2000,
hierna: de aanvraagster.
1. Inleiding
1.1.
Namens de aanvraagster heeft mr. P.B.A. Acda, advocaat te Roermond een aanvraag tot herziening ingediend van het tegen de gewezen verdachte uitgesproken vonnis van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 29 december 1999, parketnummer 05.072607/99.
1.2.
Er bestaat samenhang met de zaken 20/00985 H, 20/01228 H, 20/01711 H, 20/01886 H, 20/03887 H, 20/03891 H en 20/03892 H. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
2. Ontvankelijkheid van de aanvraag
2.1.
In de uitspraak waarvan herziening gevraagd is, heeft de rechtbank de gewezen verdachte wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal makkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht jaren, met aftrek van het voorarrest.
2.2.
Blijkens de stukken van het geding hebben zowel de gewezen verdachte als de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. De behandeling van de zaak in hoger beroep door het gerechtshof te Arnhem is aangevangen op de terechtzitting van 8 mei 2000.
2.3.
Nadat de gewezen verdachte op 3 augustus 2000 was overleden, heeft het gerechtshof op 21 augustus 2000 arrest gewezen in zijn zaak. Dat arrest houdt het volgende in:
“ “Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
“ De advocaat-generaal heeft aan het hof overgelegd een copie van een akte van overlijden, opgemaakt te Arnhem op 4 augustus 2000, waaruit blijkt dat verdachte op 3 augustus 2000 is overleden.
“ Het hof zal daarom, gelet op het bepaalde in artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, de officier van justitie alsnog niet-ontvankelijk in de strafvordering verklaren.
“ BESLISSING
“ Het hof:
“ Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
“ Verklaart de officier van justitie alsnog niet-ontvankelijk in de strafvordering.”
2.4.
Het voorgaande roept de vraag op of de herzieningsaanvraag ontvankelijk is. In dat kader zijn de volgende bepalingen relevant:
– – art. 457 Sv:
– “1. Op aanvraag van de procureur-generaal of van de gewezen verdachte te wiens aanzien een vonnis of arrest onherroepelijk is geworden, kan de Hoge Raad ten voordele van de gewezen verdachte een uitspraak van de rechter in Nederland houdende een veroordeling herzien:
– (…)
– c. indien er sprake is van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat op zichzelf of in verband met de vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt, zodanig dat het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid, hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
– 2. Waar in deze bepaling wordt gesproken van een veroordeling, is hieronder het ontslag van alle rechtsvervolging met oplegging van een vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in de artikelen 37 en 37a van het Wetboek van Strafrecht begrepen.”
– - art. 465, eerste lid, Sv:
– “De Hoge Raad verklaart de herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk indien deze niet een onherroepelijke uitspraak van de rechter in Nederland houdende een veroordeling of een ontslag van alle rechtsvervolging als bedoeld in artikel 457, tweede lid, betreft, dan wel niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 460 gesteld.”
2.5.
Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat het vonnis waarvan de herziening wordt gevraagd door het gerechtshof is vernietigd, zodat het vonnis niet een onherroepelijke uitspraak van de rechter in Nederland houdende een veroordeling of een ontslag van alle rechtsvervolging als bedoeld in art. 457, tweede lid, Sv betreft. Het arrest van het gerechtshof betreft evenmin een zodanige uitspraak, aangezien het geen veroordeling of ontslag van alle rechtsvervolging als bedoeld in art. 457, tweede lid, Sv inhoudt. De aanvraag kan daarom niet worden ontvangen.
3. Conclusie
3.1.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de herzieningsaanvraag.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG