NJF 2017/299
Gevolgen van een beding van niet-overdraagbaarheid in een overeenkomst voor de derde aan wie een uit die overeenkomst voortvloeiend recht desondanks is verpand (quasi Coface/Intergamma geval: ECLI:NL:HR:2014:682). Objectieve uitleg van het desbetreffende beding. Geen misbruik van wanprestatie pandgever door ontbreken relativiteitsvereiste.
Hof 's-Hertogenbosch 23-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2267
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
23 mei 2017
- Magistraten
Mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, H.A.G. Fikkers, G.A.J. Boekraad
- Zaaknummer
200.191.988_01
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHSHE:2017:2267, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 23‑05‑2017
- Wetingang
Art. 3:83, 6:162 lid 2 BW
Essentie
Gevolgen van een beding van niet-overdraagbaarheid in een overeenkomst voor de derde aan wie een uit die overeenkomst voortvloeiend recht desondanks is verpand (quasi Coface/Intergamma geval: ECLI:NL:HR:2014:682). Objectieve uitleg van het desbetreffende beding. Geen misbruik van wanprestatie pandgever door ontbreken relativiteitsvereiste.
Samenvatting
Koper en verkoper komen overeen dat zij over en weer hun rechten uit de overeenkomst niet aan derden zullen overdragen. Verkoper heeft het vorderingsrecht verpand en wordt nu door de pandhouder aangesproken. Het hof overweegt dat de vraag is of de schuldeiser zich met het beding alleen verbintenisrechtelijk heeft verplicht de vordering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.