5.2 De vraag naar het toepasselijk recht op een grensoverschrijdende splitsing als onderdeel van het internationaal privaatrecht

De behandeling van ipr-kwesties betreffende grensoverschrijdende splitsing valt uiteen in twee gedeelten. Het eerste gedeelte betreft het intemrechtelijke gedeelte, dat de vraag naar de toelaatbaarheid van een grensoverschrijdende splitsing behelst, bepaald aan de hand van het nationale recht dat van toepassing is op een rechtspersoon, de lex societatis. De vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing heb ik voor het Nederlandse recht positief beantwoord in Hoofdstuk 4. Het tweede gedeelte betreft het conflictenrechtelijk gedeelte, dat de vraag naar het op een grensoverschrijdende splitsing toepasselijke recht betreft.1

Het recht betreffende de Europese Unie bevat geen conflictregels over het op een grensoverschrijdende splitsing toepasselijke recht en ook een verdrag, waarin conflictregels zijn opgenomen, ontbreekt. In het Sevic-arrest en in de later verschenen Nederlandse rechtspraak2 en in het Vale-arrest is de vraag naar het toepasselijke recht op een grensoverschrijdende fusie – en ook de vraag naar het toepasselijke recht op een grensoverschrijdende splitsing – niet aan bod gekomen. Het Nederlandse recht bevat (nog) geen geschreven conflictregels voor grensoverschrijdende splitsing. Aan de hand van verschillende methoden zal bepaald moeten worden hoe het – ongeschreven – conflictenrecht betreffende grensoverschrijdende splitsing er thans uit zal moeten zien.