7.3.3.1 Algemeen

De vaststelling van de omvang van het smartengeld bij geestelijk letsel, zonder dat tevens sprake is van lichamelijk letsel van betekenis, kost zo mogelijk nog meer hoofdbrekens dan in de gevallen van lichamelijk letsel.1 Niettemin is er geen reden om hier wezenlijk anders te werk te gaan dan wanneer het gaat om lichamelijk letsel. Ook in deze gevallen staat het nadeel voor de gelaedeerde centraal en ook hier zal daarvan een beeld dienen te worden gevormd aan de hand van factoren waarvan aannemelijk is dat zij het welzijn van de gelaedeerde in aanzienlijke mate beïnvloeden.

Het gaat hier in hoofdzaak om gevallen waarin geestelijk letsel ontstaat, onafhankelijk van lichamelijk letsel van enige betekenis.2 Gevallen waarin 'geestelijk letsel' ontstaat als gevolg van beschadiging van het lichaam, zoals hersenletsel of een hersenschudding, 'geestelijke' functiestoornissen, een depressie of angsten als gevolg van lichamelijk letsel, verdienen vooral beschouwing in het kader van het lichamelijk letsel.3 Men denke voor het onderhavige terrein vooral aan gevallen van seksueel misbruik en van ernstige schrik, maar psychische schade in de vorm van 'geestelijk letsel' kan ook vele andere oorzaken hebben.4