NJB 2019/2189:Voorwaarden voor horen van deskundige ter terechtzitting: uit het recht volgt niet dat een persoon uitsluitend als deskundige ter terechtzitting door de rechter kan worden gehoord indien deze persoon voorafgaand aan dat verhoor – overeenkomstig art. 51i lid 1 Sv op de in de wet bepaalde wijze – als deskundige is benoemd. De rechter is op grond van art. 299 Sv jo art. 287 lid 2 en lid 3 Sv en art. 315 lid 1 Sv bevoegd tot het doen oproepen en het horen als deskundige van een persoon op een terrein waarvan hij specifieke of bijzondere kennis bezit, ook als deze niet tevoren als deskundige is benoemd met een opdracht tot het geven van informatie of het doen van onderzoek. Dat neemt niet weg dat de rechter kan beslissen dat voorafgaand aan het horen ter terechtzitting benoeming tot deskundige dient plaats te vinden. Het is aan de rechter om bij de beantwoording van de vragen van de art. 348 en 350 Sv te beoordelen welke betekenis toekomt aan de ter terechtzitting afgelegde verklaring, waarbij onder meer de deskundigheid van de betreffende persoon met betrekking tot de aan zijn oordeel onderworpen vragen van belang kan zijn