Rb. Amsterdam, 10-08-2011, nr. 478851 / HA ZA 10-4089
ECLI:NL:RBAMS:2011:BT1877
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
10-08-2011
- Zaaknummer
478851 / HA ZA 10-4089
- LJN
BT1877
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2011:BT1877, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 10‑08‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑08‑2011
Inhoudsindicatie
schadevergoeding na onrechtmatige publicatie
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 478851 / HA ZA 10-4089
Vonnis van 10 augustus 2011
in de zaak van
[A],
wonende te --,
eiseres,
advocaat mr. J.G.J. van Groenendaal te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GS MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam
advocaat mr. J.P. van den Brink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [A] en GeenStijl genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 32 producties;
- de conclusie van antwoord met 24 producties;
- het tussenvonnis van 23 maart 2011, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 24 juni 2011, de daarin genoemde stukken en de ter gelegenheid daarvan gebruikte zittingsaantekeningen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] is een studente Nederlands recht. Zij wordt in februari 2007 in de Leidsedwarsstraat (in de buurt van het Leidseplein) in Amsterdam gefilmd door [B] (hierna: [B]). [A] zit op dat moment met een ander meisje in een portiek, is onder invloed van alcohol en heeft moeite met spreken en bewegen. Van de beelden is een filmpje van 2 minuten gemaakt (hierna: het filmpje). Daarin wordt onder andere ingezoomd op braaksel dat tussen beide meisjes op de grond ligt. [A] is van beide meisjes de enige die sprekend in beeld komt. Het eerste dat zij in het filmpje zegt is: “Ik studeer rechten man, Rot op”. Zij geeft voorts op vragen van de cameraman aan dat zij lid is van een dispuut. In het filmpje doet [A] bovendien onder andere de volgende uitspraken:
“Ik ben de voorzitter. Ja, ik weet heus wel dat ik de voorzitter ben van mijn dispuut”
“Hé jongen, ik hoef helemaal niet te kotsen. Ik ben de voorzitter en jij moet mij majesteit noemen.”
“Ik heb een vriendje. Hij heet Frans.”
“Ik studeer rechten hé. Ik voel me echt hartstikke goed. Eeh, ik ben een voorzitter.”
In het filmpje worden de zinsneden “majesteit noemen” en “Ik ben een voorzitter” meerdere keren achter elkaar herhaald. Het filmpje wordt afgesloten met een geluidsfragment met applaus.
2.2. [B] was toen hij het filmpje maakte, werkzaam voor de vereniging Studenten-tv. Studenten-tv plaatst zelfgemaakte korte filmpjes op het internet. Zij heeft in 2007 het door [B] gemaakte filmpje op haar site geplaatst. Het filmpje is in 2007 voorts te zien geweest op videostrip.com, Google Video en het YouTube kanaal van [B].
2.3. Op 9 juli 2009 plaatst Studenten-tv het filmpje opnieuw op haar homepage. Het filmpje is het best bekeken item op studententv.nl.
2.4. Studenten-tv heeft GeenStijl op het filmpje geattendeerd. Geen Stijl heeft het filmpje vervolgens op 16 juli 2009 op de door haar geëxploiteerde website dumpert.nl geplaatst, in combinatie met een berichtje op haar website geenstijl.nl, dat naar het filmpje linkt. Boven het artikel op geenstijl.nl is een zogenaamde ‘still’ van het filmpje geplaatst met daarboven de kop “Chubby Amateur Student Gets Full Load”.
De tekst van het onder de foto geplaatste bericht luidt als volgt:
“De titel van dit topic dekt vrijwel helemaal de lading. Check HIERR het filmpje van een bezopen en kotsend beugelstudentenmeisje. Gelukkig studeert ze rechten en heeft ze dit filmpje in no time van internet verwijderd natuurlijk. Zuipende vrouw, wat hebben we nu geleerd? Je hoogdravende lulpraatjes werken niet meer na drie Tequilashots en zestig bier.”
2.5. Ook op de website dumpert.nl is een still van het fimpje geplaatst, waarnaast de volgende tekst is geplaatst.
“Chubby Amateur Student
Via studententv. Meisje studeert recht op kotsen via internet!”
2.6. Bezoekers van geenstijl.nl kunnen op die site zogenoemde “comments” plaatsen. Naar aanleiding van het filmpje worden vele honderden comments geplaatst, waaronder comments als “achterlijke dronken hoer”, “AUB nekschot voordat dit in de tweede kamer komt” en “dit soort zatte varkens”. In diverse comments worden de naam en studentenvereniging van [A] genoemd. Ook zijn in diverse comments hyperlinks geplaatst naar een pagina van de website Hyves waarop privé informatie en foto’s van [A] te vinden zijn.
2.7. [A] heeft op 17 en 18 juli 2009 de voicemail van GeenStijl ingesproken en verzocht in ieder geval persoonsgegevens en andere informatie die tot identificatie van haarzelf of derden kan leiden te verwijderen van de websites. Bij e-mailbericht van 18 juli 2009 verzoekt [A] GeenStijl bovendien het filmpje van haar site te verwijderen.
2.8. GeenStijl heeft rond 20 juli 2009 de op haar website geplaatste still zodanig bewerkt, dat het lijkt alsof er met een roze stift over het gezicht en decolleté van [A] is gekrast. Tevens heeft zij de comments verwijderd. Onder het kopje “UPDATE” onder de still staat in verband hiermee de volgende tekst:
“Alle comments gewist, en boel reaguurders geband omdat meer dan de helft NAW gegevens bevat, of juridisch gezien laster is. En wij ook nog een leven hebben en geen zin hebben om alles na te lezen. De tiefus voor jullie.”
2.9. Bij brief van 23 juli 2009 verzoekt de advocaat van [A] GeenStijl het filmpje van haar website te verwijderen. GeenStijl heeft het filmpje diezelfde dag verwijderd. Op 24 juli 2009 stuurt de advocaat van [A] een e-mailbericht aan GeenStijl, waarin hij onder verwijzing naar een telefoongesprek van die middag onder andere mededeelt dat aan de sommatie van 23 juli 2009 niet is voldaan. In het e-mailbericht wijst de advocaat er tevens op dat GeenStijl heeft gedreigd het filmpje (al dan niet met comments, afbeeldingen en dergelijke) weer online te zetten als de dagvaarding niet zou worden ingetrokken. De dagvaarding in de onderhavige bodemprocedure is op 24 juli 2009 uitgebracht.
2.10. Op 9 september 2009 verschijnt op de website campus.tv onder de titel “‘preases’ klaagt GeenStijl aan” een bericht over het aanhangig maken van een bodemprocedure, waarin ook de advocaat van [A] aan het woord komt. Het nieuwsitem wordt vervolgens in verschillende andere media overgenomen.
2.11. Op 10 september 2009 plaatst GeenStijl het filmpje opnieuw op haar site dumpert.nl. GeenStijl heeft daarbij het gezicht van [A] voorzien van een zwarte balk. Op de website geenstijl.nl is een still van dit filmpje geplaatst naast een item, dat onder andere als volgt luidt:
“Hee [A]. Heb je nog geneuqt?
Aj, dat is nou sneu. Mevrouw [A] vroeg ons om DIT FILMPJE van haar te verwijderen, waar we een student in haar natuurlijke habitat zien. Wat je ziet is een jong en onzeker meisje dat onder invloed van een paar Oranjeboompjes een te grote broek aantrok. (…) Na een aantal dagen kregen we het verzoek dit filmpje en met name de comments, te verwijderen. Sure, we snappen ook best dat het niet nodig is om comments, met daarin haar naam, te laten staan. Les niet functioneel. Lol gehad, mevrouw kan verder met haar leven en case closed. We handelden uit coulance, omdat we echt niet overal een wetboek bij slepen. Tot haar advocaatje gisteren besloot tot First Blood. Dan kun je het krijgen ook.”
Tevens wordt het door de advocaat van [A] op 24 juli 2009 verzonden e-mailbericht weergegeven. Op 10 en 11 december 2009 zijn (opnieuw) honderden comments geplaatst.
2.12. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 11 september 2009 is GeenStijl verboden (delen van) het filmpje openbaar te maken. GeenStijl heeft de gebalkte versie met de bijbehorende berichten op 11 september 2009 offline gehaald.
2.13. In een op 11 februari 2010 gedateerde brief van de psychotherapeut [C] (hierna: [C]), schrijft deze onder andere het volgende:
Sinds medio augustus 2009 heb ik een behandelcontact met (…) [A], die in eerste instantie door een collega naar mij werd doorverwezen met hardnekkige depressieve klachten. Wij hebben elkaar sindsdien twaalf keer gesproken.
Aanleiding voor de problemen is een kort nachtelijk filmpje dat inmiddels drie jaar geleden van haar werd gemaakt door Studenten-TV en dat vervolgens op het internet werd gepubliceerd. (…)
(…)
Sinds medio 2009 raakte cle steeds meer in de moeilijkheden door het tumult rond het filmpje. Zij schaamt zich er erg voor hoe zij voor het grote publiek wordt getoond, maar een nog grotere impact had de golf van over het algemeen zeer hatelijke internet reacties van mensen die zij helemaal niet kende. Ook het feit dat ‘mensen’ vervolgens, vaak succesvol, hun uiterste best deden om haar identiteit op te sporen en te onthullen, maakte haar erg van streek. Dat disputen, werkgevers en andere relaties van haar rechtstreeks werden benaderd met insinuaties en krenkingen maakte het er niet beter op.
Behalve als een ernstige schending van haar privacy ervaart cle dit als een hedendaagse vorm van publieke steniging. (…).
(…)
Samenvattend kan er diagnostisch worden gesproken van een ernstige mentale ontregeling met angstige, depressieve en obsessief compulsieve verschijnselen bij een intelligente en sensitieve 23 jarige, voorheen succesvolle, rechten studente naar aanleiding van een publieke lynchpartij op het internet. (…)
(…)
De behandeling tot op heden verloopt taai, maar niet succesloos. (…) Helaas doet de juridische nasleep en publieke incidenten die haar linken aan deze traumatische gebeurtenis de onrust en preocccupatie soms toenemen.
Ten aanzien van de prognose ben ik optimistisch over de toekomst, temeer daar [A] in haar wezen een gezond persoon is met een flinke dosis veerkracht.
Ik verwacht dat we met een beperkt aantel sessies in een periode van vier maanden weer afscheid van elkaar kunnen nemen.
2.14. Bij vonnis van deze rechtbank van 24 juli 2010 heeft de rechtbank onder andere voor recht verklaard dat GeenStijl onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld door het filmpje (tot twee maal toe) openbaar te maken en daarbij de onder 2.4, 2.5 en 2.11 opgenomen teksten te plaatsen. De rechtbank heeft Geen Stijl veroordeeld [A] de als gevolg van dit onrechtmatig handelen geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat. De huidige procedure betreft de uit het vonnis van 24 juli 2010 voortvloeiende schadestaatprocedure.
2.15. Van belang voor deze schadestaatprocedure is tot slot dat de rechtbank in het vonnis van 24 juli 2010 tevens het volgende heeft overwogen:
4.10 De rechtbank acht aannemelijk dat [A] als gevolg van het onrechtmatig handelen van GeenStijl mogelijk schade heeft geleden. Dit is voldoende voor toewijzing van de door [A] gevorderde schadestaat. De omstandigheid dat met Studenten-tv en met [B] inmiddels een schikking is getroffen staat daaraan niet in de weg. In de schadestaatprocedure dient te worden beoordeeld in welke mate de schade, die [A] stelt te hebben geleden, is toe te rekenen aan handelen van GeenStijl (en niet aan Studenten-tv en/of [B]). Tot welk bedrag Studenten-tv en [B] een schikking hebben getroffen in verband met de ten gevolge van hun handelen geleden schade is in zoverre niet van belang. In de schadestaatprocedure zal bij de vaststelling van de hoogte van de schade geen vermindering plaatsvinden in verband met omstandigheden die aan [A] kunnen worden toegerekend. Zij heeft zichzelf weliswaar dronken in het openbaar vertoond en heeft de uitspraken gedaan zoals deze in het filmpje zijn te zien, maar dit levert geen eigen schuld op voor zover dit schade betreft die het gevolg is van het op het internet verspreiden van het filmpje en het daarbij plaatsen van de grievende teksten zoals weergegeven onder 2.4, 2.5 en 2.11 van dit vonnis. De omstandigheid dat GeenStijl tot openbaarmaking van het filmpje overgaat, kan [A] niet worden toegerekend. Het gevorderde voorschot van € 15.000,00 zal worden afgewezen. De rechtbank acht voorshands niet aannemelijk dat [A] tot dit bedrag schade heeft geleden.
2.16. De huisarts van [A], [D], schrijft in een op 6 juni 2001 gedateerde brief onder andere het volgende:
Ik ben sinds 1 januari 2005 de huisarts van mevrouw [A] (…). Tot augustus 2009 is zij bij mijn weten nooit in contact geweest met de geestelijke gezondheidszorg.
Bij het inzien van haar dossier is zij voor 2005 ook niet in contact geweest met de geestelijke gezondheidszorg of had zij klachten van dien aard.
2.17. In een op 1 juni 2011 gedateerde brief van de psycholoog [E], verbonden aan [F], een centrum voor behandeling van eetstoornissen en overgewicht, wordt het volgende verklaard:
Hierbij verklaart ondergetekende dat mw. [A] (…) sinds augustus 2010 onder behandeling is bij [F] (…). De poliklinische behandeling voor haar eetstoornis is per 09 mei 2011 overgegaan in onze tweedaagse behandeling op --dag en --dag.
3. Het geschil
3.1. [A] vordert samengevat - veroordeling van Geen Stijl tot betaling van:
A. € 75.000,00 immateriële schadevergoeding;
B. € 9.243,00 schadevergoeding in verband met studievertraging;
C. € 10.000,00 schadevergoeding in verband met verminderde kansen op het vinden van een passende functie;
D. € 7.500,00 schadevergoeding in verband met de juridische kosten voor beperking van de verspreiding van het filmpje;
E. € 15.000,00 schadevergoeding in verband met nog te lijden schade in de vorm van juridische kosten voor schadebeperking;
F. wettelijke rente over de hiervoor bedoelde bedragen;
G de kosten van deze procedure.
3.2. GeenStijl voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Immateriële schade
4.1. [A] vordert in deze procedure in de eerste plaats een vergoeding voor de door haar geleden immateriële schade. Die schade betreft het feit dat zij in haar eer en goede naam is aangetast, alsmede haar toegebrachte psychische storingen. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde die in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
4.2. De gevorderde immateriële schade van [A] komt slechts voor vergoeding in aanmerking, indien deze schade in zodanig verband staat met de onrechtmatige publicaties van GeenStijl, dat zij GeenStijl, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van de onrechtmatige publicaties kan worden toegerekend.
In dit verband is in de eerste plaats van belang dat de rechtbank in haar vonnis van 14 juni 2010 reeds heeft overwogen dat van eigen schuld Van [A] geen sprake is. De rechtbank zal dan ook voorbijgaan aan hetgeen GeenStijl in dat kader heeft aangevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de gestelde immateriële schade niet zou zijn opgetreden, als de onrechtmatige publicaties van GeenStijl niet zouden zijn verschenen. Het is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat het de publicaties van GeenStijl met de bijbehorende grievende teksten zijn geweest die immateriële schade hebben veroorzaakt, als thans aan de orde in deze procedure. In het bijzonder de grievende teksten bij beide publicaties en de wijze waarop de herpublicatie tot stand is gekomen (hetgeen in feite als een uitnodiging is te zien tot het plaatsen van comments), zijn hierbij van belang. Uit de overgelegde brieven van de huisarts en de psychotherapeut van [A] blijkt in voldoende mate dat [A] vóór de publicaties van GeenStijl geen psychische klachten had.
De rechtbank benadrukt (in aansluiting bij hetgeen zij in haar vonnis van 14 juni 2011 heeft overwogen) dat zij bij dit alles niet van belang acht dat de schade niet zou zijn veroorzaakt indien [B] het filmpje niet zou hebben gemaakt (en/of Studenten-tv het filmpje niet zou hebben geopenbaard). Het is de eigen keuze van GeenStijl geweest het filmpje op haar site te publiceren en die publicatie vergezeld te doen gaan van de grievende teksten (wetende dat reaguurders zouden inhaken op het filmpje en de grievende teksten). Het is de schade die daar het gevolg van is, welke in de onderhavige procedure wordt gevorderd. Het handelen van GeenStijl kan [B] en Studenten-tv in zoverre, anders dan GeenStijl lijkt te betogen, niet als een gevolg van het maken en het plaatsen van het filmpje door [B] en Studenten-tv worden toegerekend. Hetzelfde geldt echter evenzeer voor het handelen van derden, die het filmpje van GeenStijl hebben gehaald en dit vervolgens op andere sites hebben geplaatst. Het handelen van die derden kan (gelijk GeenStijl in zoverre terecht betoogt) niet als gevolg van het plaatsen van het filmpje en de teksten op geenstijl.nl en dumpert.nl aan GeenStijl worden toegerekend.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade gelet op het onrechtmatig handelen van GeenStijl en de aard van de schade aan GeenStijl kan worden toegerekend. Het is een bewust keuze geweest van GeenStijl om het filmpje met de onnodig grievende teksten te plaatsen en iemand publiekelijk tot onderwerp van leedvermaak te maken. Dit geldt des te meer voor de herpublicatie, waarmee uitvoering wordt gegeven aan het dreigement dat het filmpje opnieuw zou worden geplaatst als de dagvaarding niet zou worden ingetrokken. Die publicatie is in zoverre te zien als een bewuste ‘wraakactie’. Dit vindt ook steun in de woorden: “Dan kun je het krijgen ook”. GeenStijl was zich welbewust van wat zij deed, als ook van het feit dat de herpublicatie aanleiding zou zijn voor reaguurders opnieuw kwetsende comments te plaatsen. De rechtbank ziet in een en ander aanleiding voor een ruime toerekening van de (misschien niet op alle punten direct voorzienbare) schade. Dat een en ander een aantasting van de eer en goede naam van [A] inhoudt, is iets dat GeenStijl wist, althans behoorde te weten. Dat dit ook genoemde psychische storingen tot gevolg zou hebben bij een student die het niet gewend is op deze manier in de spotlight te staan is geen onwaarschijnlijk gevolg van het handelen van GeenStijl.
4.4. De omvang van de immateriële schade moet door de rechtbank worden geschat. Die schade betreft enerzijds het psychisch leed en anderzijds de aantasting van de eer en goede naam van [A]. Met betrekking tot het psychisch leed kan worden vastgesteld dat sprake is van beduidend meer dan een enkel psychisch onbehagen. Gelet op de door [C] beschreven storingen zijn de opgetreden storingen zo ernstig dat deze een aantasting in de persoon opleveren. Deze zijn ernstiger gebleken dan ten tijde van het schrijven van zijn brief het geval leek. Korte tijd later diende [A] zich immers tevens onder behandeling te stellen in verband met een eetstoornis, waarvan de rechtbank gelet op het tijdsverloop eveneens aannemelijk voorkomt dat deze het gevolg is van de onrechtmatige publicaties van GeenStijl.
4.5. Wat de schatting van de immateriële schade betreft, stelt de rechtbank voorop dat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever bij de redactie van art. 6:106 BW voor ogen stond dat de rechter een grote vrijheid heeft bij de begroting van immateriële schade, waarbij de rechtbank niet is gebonden aan de gewone regels van stelplicht en bewijslast. Rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard en ernst van de psychische stoornis, maar ook omstandigheden die niet zien op de ernst van het geleden nadeel, zoals daar zijn de wederzijdse stand en fortuin van partijen en de mate van schuld (Parl. Gesch. Boek 6, p. 388). De rechtbank zal tevens rekening houden met bedragen die in vergelijkbare gevallen door de rechter zijn toegekend, met in het achterhoofd dat een onvoorspelbaar hoge schadevergoeding (ook in en zaak als de onderhavige) zou kunnen leiden tot een chilling effect. De door [A] in verband met de publicaties gemaakte advocaatkosten in de diverse procedures die zij heeft gevoerd, zijn bij dit alles - anders dan [A] betoogt - geen richtsnoer. Ook bij de vaststelling van de immateriële schadevergoeding is vergoeding van de werkelijk geleden schade uitgangspunt. Door aan te sluiten bij de werkelijk gemaakte advocaatkosten, waarvoor de proceskostenveroordeling al een vergoeding inhoudt, zou de schadevergoeding een punitief karakter krijgen.
4.6. Wat de in aanmerking te nemen omstandigheden betreft, houdt de rechtbank rekening met de aard van de onrechtmatige gedragingen en de aard van de schade. Anders dan GeenStijl, is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van een kwestie die men snel vergeet, waar niet te zwaar aan wordt getild en waarop [A] terugkijkt als iets waarop zij niet trots is, maar niet meer dan dat. De montage van het filmpje en de denigrerende en vernederende teksten die erbij zijn geplaatst, maken het tot veel meer dan dat. GeenStijl heeft [A] publiekelijk vernederd. Zij heeft er tot twee keer toe bewust voor gekozen om het beschamende filmpje te plaatsen en dit tot twee keer toe voorzien van denigrerende en vernederende teksten. GeenStijl heeft dit met geen ander doel gedaan dan ‘voor de lol’ en in het geval van de herpublicatie als het gestand doen van het dreigement het filmpje weer op de site te zetten als de dagvaarding niet zou worden ingetrokken. Met name die herpublicatie weegt in het geheel van feiten en omstandigheden voor de rechtbank zwaar. GeenStijl heeft de publicatie beide keren bovendien gedaan in de wetenschap dat reaguurders vele (kwetsende) comments zouden plaatsen. Anders dan GeenStijl betoogt, zijn die comments wel degelijk van belang bij het schatten van de schade. Voor zover de rechtbank onder 4.5 van het vonnis van 14 juli 2010 heeft overwogen dat de comments niet konden leiden tot toewijzing van het gevorderde, was dit nadrukkelijk beperkt tot de in die comments opgenomen hyperlinks. Van onrechtmatig handelen van GeenStijl jegens [A] was in zoverre geen sprake, gelet op het feit dat op geenstijl.nl geen privé-gegevens mogen worden gepost en niet werd betwist dat die gegevens zijn verwijderd zodra GeenStijl erachter was gekomen dat deze waren geplaatst. Het plaatsen van kwetsende comments was voor GeenStijl echter voorzienbaar. Haar site biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid tot het plaatsen van comments. GeenStijl zoekt zoals zij zelf ook verklaart nadrukkelijk de grenzen op van het toelaatbare en gaat daar soms ook overheen. GeenStijl weet dat dit (laatste) voor de reaguurders niet anders is. Een en ander geldt temeer voor de herpublicatie van het filmpje. De denigrerende en vernederende teksten die GeenStijl bij het filmpje heeft geplaatst, vormden als het ware een extra aanzet tot de reeds bestaande uitnodiging om comments te plaatsen. De rechtbank houdt er tevens rekening mee dat de comments ten tijde van de dagvaarding weliswaar niet meer op de site stonden, terwijl dit na de herpublicatie slechts een dag het geval is geweest. Daar staat echter weer tegenover dat materiaal dat eenmaal op het internet staat, daarvan niet eenvoudig meer is te verwijderen. In die zin verschilt deze zaak van (veel van) de voorbeelden die door partijen als vergelijkbare zaken naar voren zijn gebracht. De rechtbank kent ook hieraan bij de schatting van de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding veel gewicht toe. Omdat de rechtbank, gelet op hetgeen zij onder 4.2 heeft overwogen, tevens rekening houdt met het feit dat het door derden op internet plaatsen van het vanaf de site van GeenStijl ge-uploade filmpje niet aan GeenStijl kan worden toegerekend, acht de rechtbank – alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende, een immateriële schadevergoeding van € 10.000,00 billijk.
Kosten in het kader van schadebeperking
4.7. De rechtbank stelt onder verwijzing naar hetgeen zij onder 4.2 van dit vonnis op dit punt heeft overwogen voorop dat de schade die [A] lijdt doordat derden het filmpje op het internet plaatsen (nadat zij dit van de site van GeenStijl hebben ge-upload), niet aan GeenStijl kan worden toegekend. Dit betekent dat op grond van artikel 6:96 lid 2 sub a BW GeenStijl enkel kan worden aangesproken voor de kosten die [A] heeft moeten maken ter beperking van de schade die voortvloeit uit de onrechtmatige publicaties van GeenStijl op 16 juli 2009 en 10 september 2009. Daarvoor is dan wel noodzakelijk dat de kosten die [A] vordert op het voorkomen of beperken van de schade gericht waren en dat zij redelijk waren.
[A] heeft in deze schadestaatprocedure enkel een bedrag gevorderd van € 7.284,58. Hiermee is niet duidelijk geworden wat [A] heeft gedaan en welke kosten waarmee gemoeid zijn geweest. In de dagvaarding wordt er melding van gemaakt dat het totaal van de kosten als aanvullende productie in het geding zal worden gebracht. Dit is niet gebeurd. Dit is ook niet gedaan nadat GeenStijl er in haar conclusie van antwoord op had gewezen dat niet duidelijk is wat waarvoor in rekening wordt gebracht.
De rechtbank acht weliswaar aannemelijk dat [A] (beperkte) kosten heeft gemaakt ter beperking van haar schade, maar dit is (in deze schadestaatprocedure) onvoldoende voor toewijzing van enig bedrag. [A] heeft niet gesteld welke kosten in het kader waarvan zijn gemaakt. De rechtbank kan bijgevolg niet beoordelen of eventueel gemaakte kosten redelijk zijn. De rechtbank zal de vordering van [A] dan ook afwijzen, omdat zij onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Ook de toekomstige kosten zullen worden afgewezen. De publicaties van GeenStijl zijn niet meer op haar sites te vinden, zodat in zoverre geen kosten meer hoeven te worden gemaakt.
Studievertraging
4.8. Ook de kosten in verband met de gestelde studievertraging zullen worden afgewezen. [A] stelt weliswaar dat zij ten gevolge van de concentratiestoornis ernstige studievertraging heeft opgelopen en dat zij merkbaar slechter heeft gescoord vanaf de eerste publicatie op 16 juli 2009, maar zij onderbouwt dit niet, althans in onvoldoende mate. Gelet op de gemotiveerde betwisting door GeenStijl had het op de weg van [A] gelegen ten minste inzicht te verschaffen over het verloop van haar studie tot het moment van de publicaties, alsmede inzicht te verschaffen in het verloop van haar studie na de publicaties. Uitgangspunt is dat de werkelijke schade moet worden vergoed, zodat tenminste moet komen vast te staan dat en in welke mate [A] vertraging heeft opgelopen. Daarvan is de rechtbank in het geheel niet gebleken. [A] heeft zelfs geen begin gemaakt haar stellingen op dit punt te onderbouwen. [A] heeft in zoverre onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij ten gevolge van de onrechtmatige publicaties van GeenStijl studievertraging heeft opgelopen.
Verminderde kans op werk
4.9. [A] vordert tot slot een bedrag van € 10.000,00 in verband met verminderde kans op een passende functie. De rechtbank acht echter onvoldoende aannemelijk dat daarvan sprake zal zijn. Vooralsnog is [A] niet afgestudeerd. Tegen de tijd dat zij wel is afgestudeerd, zal het ongetwijfeld zo zijn dat [A] door recruiters wordt ‘gegoogled’ en dat deze zaak daarbij naar voren komt (als ook de onrechtmatige publicaties van GeenStijl). Bij het ‘googlen’ zal echter tevens naar voren komen dat de publicaties onrechtmatig zijn jegens [A]. Voorts is niet betwist dat [A] uit de onderhavige procedure (blijkens diverse mediapublicaties) naar voren komt als een strijdvaardig persoon. Illustratief voor een en ander is dat [A] ook nu kennelijk bij zogenoemde ‘step in house-dagen’ wordt gevraagd hoe het met haar zaak gaat. Gesteld noch gebleken is echter dat daarbij negatieve uitlatingen zijn gedaan wat betreft de kansen op het vinden van een baan. Het gevorderde zal in zoverre worden afgewezen.
4.10. De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank [A] een schadevergoeding zal toekennen van € 10.000,00.
4.11. De rechtbank zal GeenStijl in de kosten van deze procedure veroordelen, nu de vordering van [A] GeenStijl te veroordelen tot het voldoen van schadevergoeding wordt toegewezen. Omdat de inzet van deze procedure (in totaal) een veel hoger bedrag betreft dan het uiteindelijk toegewezen bedrag, ziet de rechtbank aanleiding om bij het begroten van de hoogte van de kostenveroordeling aansluiting te zoeken bij het toe te wijzen bedrag van € 10.000,00. De rechtbank begroot de kosten aan de zijde van [A] tot op heden op:
- deurwaarder 87,93
- griffierecht 255,00
- advocaat 904,00 (2 punten volgens tarief II)
€ 1.246,93.
5. De beslissing
De rechtbank
- veroordeelt GeenStijl aan [A] een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schadevergoeding te betalen;
- veroordeelt GeenStijl in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [A] begroot op € 1.246,93;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Straalen en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2011.?