Hof Arnhem, 13-11-2012, nr. 21-004435-11
ECLI:NL:GHARN:2012:BY2909, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
13-11-2012
- Zaaknummer
21-004435-11
- LJN
BY2909
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2012:BY2909, Uitspraak, Hof Arnhem, 13‑11‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBALM:2011:BU2994, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 287 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
EeR 2013, afl. 1, p. 26
Uitspraak 13‑11‑2012
Inhoudsindicatie
Doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer met tweeëndertig steken in zijn hoofd, hals, romp en armen op wrede wijze om het leven gebracht. Bijzondere overweging met betrekking tot bewezenverklaring (bloedsporenpatroon).
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-004435-11
Uitspraak d.d.: 13 november 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van
1 november 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te [plaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 april 2012 en 30 oktober 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr P.M. Breukink, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 14 augustus 2009 althans in de maand augustus 2009 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer], meermalen althans eenmaal (telkens) met een of meer messen en/of/althans steekwapen(s) en/of (een) scherp(e) voorwerp(en) in het hoofd en/of in de hals en/of (elders) in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 augustus 2009, althans in de maand augustus 2009 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen althans eenmaal (telkens) met een of meer messen en/of/althans steekwapen(s) en/of scherpe voorwerp(en) in het hoofd en/of in de hals en/of (elders) in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van de voorbedachte raad
Het hof heeft - met de advocaat-generaal en de verdediging - uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Uit de enkele omstandigheid dat het slachtoffer tweeëndertig keer is gestoken op meerdere plaatsen in het lichaam kan op zichzelf niet worden afgeleid dat op enig moment sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg. Verdachte heeft zelf niets verklaard over de mogelijke aanleiding en de toedracht van het incident en bewijsmiddelen met betrekking tot de omstandigheden rond en op het moment van de daad van levensberoving ontbreken.
Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring
De verdediging heeft verzocht om verdachte ook vrij te spreken van het subsidiair tenlastegelegde. In de aan het hof overgelegde pleitnota, die is gehecht aan het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 30 oktober 2012, heeft de raadsvrouw uiteengezet op grond waarvan het hof tot die conclusie zou moeten komen.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
Het hof gaat er vanuit dat het slachtoffer is overleden op 13 of 14 augustus 2009. Sectie heeft uitgewezen dat de dood van het slachtoffer is ingetreden door weefselschade ten gevolge van bloedverlies in combinatie met verstikking door massaal ingeademd bloed, opgelopen als gevolg van steken met een scherprandig voorwerp in het gelaat, het bovenste deel van de borst en de armen.
Forensisch onderzoek van het overhemd van verdachte heeft uitgewezen dat het daarop aangetroffen bloedsporenbeeld kan worden verklaard door het vanaf een bebloed persoon wegslingeren van vloeibaar bloed. Voorts heeft forensisch onderzoek een match opgeleverd tussen het DNA-profiel van het slachtoffer en het DNA-profiel van één van de bloedspatten aangetroffen op de achterkant van het desbetreffende overhemd. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van die bloedspat is kleiner dan één op één miljard. Gelet op het overeenkomende bloedsporenpatroon moeten de andere bloedspatten dezelfde bron hebben gehad.
Verdachte en het slachtoffer huurden in hetzelfde pand een kamer. Verdachte heeft verklaard dat hij frequent contact had met het slachtoffer en hem op donderdag 13 augustus 2009 nog in leven heeft gezien. Over het overhemd heeft verdachte verklaard dat hij dat op 13 augustus 2009 schoon had aangetrokken.
Naar het oordeel van het hof past het op de achterzijde van het overhemd van verdachte aangetroffen bloedsporenpatroon bij het scenario dat verdachte degene is die het slachtoffer met een stekend voorwerp om het leven heeft gebracht. Verdachte heeft immers geen deugdelijke verklaring kunnen geven voor de oorzaak van het op de achterzijde van zijn overhemd aangetroffen bloed van het slachtoffer. Voorts laat het bloedsporenpatroon zich niet verklaren door het scenario dat het daar terecht is gekomen toen verdachte het slachtoffer op 14 augustus 2011 levenloos op bed aantrof. Ook heeft de verdachte geen dragend alibi voor de hele periode waarin het tijdstip van het overlijden van het slachtoffer is gelegen.
Een en ander leidt het hof tot het oordeel dat verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht. Een alternatieve lezing van het gebeurde die zich verdraagt met de bewijsmiddelen maar niet met de bewezenverklaring, is naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden. Hierbij geldt dat de afwezigheid van andere sporen daaraan niet afdoet.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2009 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen met een scherp voorwerp in het hoofd en in de hals en elders in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op: doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte hebben mevrouw [psychiater], psychiater, en drs. [klinisch psycholoog], klinisch psycholoog, gerapporteerd op 10 november 2009 respectievelijk 27 november 2009. Beide gedragsdeskundigen hebben de vraag over de (mate van) toerekeningsvatbaarheid van verdachte onbeantwoord gelaten, vanwege de ontkennende houding van verdachte. Met een eventuele verminderde toerekeningsvatbaarheid kan het hof dan ook geen rekening houden.
Verdachte is strafbaar, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en wordt veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar en elf maanden met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft in geval van bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde onder verwijzing naar jurisprudentie ter zake doodslag gepleit voor een gevangenisstraf zoals opgelegd door de rechtbank dan wel een gevangenisstraf van kortere duur (zeven jaar).
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het subsidiair bewezenverklaarde, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer met tweeëndertig steken in zijn hoofd, hals, romp en armen op wrede wijze om het leven gebracht. De schok moet groot zijn geweest dat het slachtoffer in zijn eigen woning – een plaats waar men zich bij uitstek veilig zou moeten voelen – is aangevallen door verdachte, die bevriend met het slachtoffer was.
Het opzettelijk benemen van het leven van een ander behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De rechtsorde wordt door dergelijke feiten ernstig geschokt.
Op het vlak van levensdelicten bestaan geen landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt de ernst van het bewezenverklaarde, de jurisprudentie ter zake van vergelijkbare gevallen van doodslag in aanmerking genomen, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
In het voordeel van verdachte neemt het hof in aanmerking dat verdachte volgens het op zijn naam gestelde uittreksel justitiële documentatie van 9 oktober 2012 niet eerder ter zake geweldsdelicten met politie en justitie in aanraking is gekomen. Hieraan kan in het licht van de andere factoren echter slechts een zeer gering gewicht worden toegekend.
Nu in hoger beroep geen verweer is gevoerd met betrekking tot overschrijding van de redelijke termijn, acht het hof de gevangenisstraf die de rechtbank zonder de toepassing van de strafvermindering van één maand voor ogen stond, passend en geboden.
De inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals zij gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1)
A0101 zwart plastic;
- 2)
A01901 inhoud broekzak: twee sleutels, een mesje, een doekje;
- 3)
A1301 een attachékoffer met diverse bescheiden;
- 4)
A1302 een plastic AH-tas met diverse bescheiden;
- 5)
A01101 een koffer met wieltjes;
- 6)
A01601 diverse administratieve bescheiden en foto's;
- 7)
A01702 een stoffen koffer;
- 8)
A1111 een brief van [I.] aan [B.], diverse briefjes met namen;
- 9)
A01101 Kornet vloei met aan de binnenzijde geschreven 27515510;
- 10)
A1121 een zwarte huishoudschaar;
- 11)
A11 souche;
- 12)
E1 een Nettorama tas met diverse administratieve bescheiden;
- 13)
C1 een paar Nike Air schoenen;
- 14)
C2 een broek, kleur blauw;
- 15)
C3 een blouse, kleur zwart;
- 16)
C4 onderbroeken en sokken;
- 17)
C5 een portemonnee, ID-kaart, foto, kleingeld, corr., shag
- 18)
C5 twee zilveren ringen;
- 19)
wasgoed uit de droger..
Aldus gewezen door
mr A.J. Smit, voorzitter,
mr M. Otte en mr J.P. Bordes , raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl, griffier,
en op 13 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.