AB 2024/321
Onrechtmatig bewijs. Deelneming. Het ‘zozeer indruist’-criterium ziet alleen op de bruikbaarheid van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs in het bestuursrecht.
HR 06-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1132, m.nt. R. Stijnen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 september 2024
- Magistraten
Mrs. M.E. van Hilten, M.W.C. Feteris, M.A. Fierstra, J. Wortel, A.E.H. van der Voort Maarschalk
- Zaaknummer
22/01348
- Noot
R. Stijnen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS985290:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Fiscaal procesrecht / Bewijs
Fiscaal bestuursrecht / Boete
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2024
ECLI:NL:HR:2024:1132, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑09‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:661, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 07‑07‑2023
- Wetingang
Essentie
Onrechtmatig bewijs. Deelneming. Het ‘zozeer indruist’-criterium ziet alleen op de bruikbaarheid van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs in het bestuursrecht.
Samenvatting
Het middelonderdeel e wijst terecht erop dat het Hof een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft aangelegd door het ‘zozeerindruistcriterium’ te hanteren. Dat criterium is toegesneden op het gebruik voor het bewijs van ter beschikking van de inspecteur gekomen, door een andere overheidsinstelling verzameld bewijsmateriaal dat volgens de voor die andere overheidsinstelling geldende normen jegens de belanghebbende onrechtmatig is verkregen. Deze toetsingsmaatstaf is niet geschikt om de gevolgen te bepalen van een aan de inspecteur zelf toe te rekenen onrechtmatigheid, zoals ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.