De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn steeds in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Waar wordt verwezen naar documenten, zijnde emails, overzichten e.d., wordt steeds bedoeld te verwijzen naar een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv.
Rb. Rotterdam, 30-05-2018, nr. 10/997379-15
ECLI:NL:RBROT:2018:4267
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
30-05-2018
- Zaaknummer
10/997379-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2018:4267, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 30‑05‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 30‑05‑2018
Inhoudsindicatie
In onderzoek ‘IJsberg’ heeft de rechtbank Rotterdam vonnis gewezen over het witwassen van bitcoins en gevangenisstraffen opgelegd variërend van 6 maanden tot 6 jaar. De thans terechtstaande verdachten betroffen nagenoeg allemaal bitcoinhandelaren. Een van hen is daarnaast veroordeeld voor het bezit van 21 kilo harddrugs en het voorbereiden van de uitvoer daarvan. Een van de verdachten in het onderzoek betrof een zgn. geldezel: hij stelde zijn bankrekeningen ter beschikking voor de bitcoinhandel van zijn medeverdachte.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/997379-15
Uitspraakdatum: 30 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
bijgestaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13, 17, 18, 19 april en 30 mei 2018.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. M. van der Zwan heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van het feit.
- -
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en een proeftijd van 2 jaar.
- -
opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte uitsluitend bitcoins kocht van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . De verdachte had geen wetenschap van de herkomst van de door hem gekochte bitcoins, nog daargelaten dat van een criminele herkomst niet is gebleken. Evenmin had de verdachte onder de omstandigheid dat hij de bitcoins kocht van twee kennissen tegen een niet noemenswaardige korting van 4% onder de koerswaarde redelijkerwijs moeten vermoeden dat de bitcoins een criminele herkomst hadden.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank1.,2.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Bij de beoordeling gelden de volgende uitgangspunten.
- Vaststaat dat de verdachte in de ten laste gelegde periode in totaal – in ieder geval – 4.163,056 bitcoins heeft verkregen.3.De verdachte kocht de bitcoins, zonder navraag te doen naar de herkomst ervan,4.contant5.aan tegen 4,49 %6.onder de koerswaarde en liet ze vervolgens, tegen gemiddeld 1,05 % aan kosten (transactiekosten en koersverlies),7.verzilveren via exchangebedrijf Kraken tegen giraal geld.8.In totaal zijn er 307 aan bitcoinhandel te relateren stortingen geweest op de rekeningen van de verdachte voor een totaalbedrag van € 1.369.754,-.9.
- Uit een onder [naam medeverdachte 2] in beslaggenomen notitieblok is gebleken dat de verdachte in totaal 4.100,65 bitcoins van hem heeft gekocht voor een bedrag van € 870.162,8410.11.terwijl de werkelijke koerswaarde bij aankoop van deze bitcoins € 911.036,- bedroeg.12.
- Er is geen duidelijk beeld van de hoeveelheid bitcoins die de verdachte van anderen dan [naam medeverdachte 2] heeft gekocht. Het betreft bitcoins met een waarde van (bij benadering) € 460.000,00. Dit is het verschil van de koerswaarde van de van [naam medeverdachte 2] gekochte bitcoins (€ 911.036,- ) en het totaal bedrag van € 1.369.754,- dat is gestort op de bankrekening van de verdachte.13.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op meerdere momenten grote hoeveelheden bitcoins heeft gekocht tegen (aanzienlijke) contante geldbedragen. De bitcoins liet hij vervolgens verzilveren bij diverse exchangebedrijven voor giraal geld. Op deze wijze heeft de verdachte in totaal ruim 1,3 miljoen euro op zijn rekeningen ontvangen, contant gemaakt en daarmee weer nieuwe bitcoins gekocht. De verdachte kocht de bitcoins onder de beurskoers en hield er, rekening houdend met zijn kosten, een winst van gemiddeld 3,6 %14.aan over. Een deel van deze bitcoins kocht hij van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , een deel kocht hij van derden.15.Voor de bitcoins die de verdachte kocht van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , is het op zijn minst opmerkelijk dat zeer ervaren bitcoinhandelaren als [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , die zelf in staat zijn hun bitcoins te laten verzilveren via exchangebedrijven, de verdachte laten profiteren van hun handel terwijl zij zelf een deel van de winst mislopen. Wat betreft de koop van bitcoins van derden, geldt dat de verdachte hierover geen concrete informatie verstrekt terwijl ook voor die klanten de vraag is waarom zij een deel van de waarde van hun bitcoins aan de verdachte overlieten. Met deze handelswijze wordt het de klanten van de verdachte mogelijk gemaakt om op anonieme basis bitcoins om te zetten in geld.
Voorgaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden van witwassen. Alsdan mag van de verdachte volgens vaste rechtspraak worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de bitcoins en daarmee samenhangende gelden.
De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij bitcoins kocht van [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] en dat hij geen reden had aan hen te twijfelen.
De verklaring dat hij bitcoins van [naam medeverdachte 2] heeft verkregen, is geen verklaring omtrent een legale herkomst van die bitcoins. Uit het dossier valt af te leiden dat de verdachte in juni 2015 is gestopt met het inkopen van bitcoins bij [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 2] is bij vonnis van heden van deze rechtbank veroordeeld wegens onder andere het witwassen van bitcoins die hij tot eind juli 2015 met name verwierf van mensen die hij aanduidt als ‘de Turken’ en die zich bezig hielden met drugshandel.16.De verklaring dat hij bitcoins heeft gekocht van [naam medeverdachte 1] , is evenmin een verklaring omtrent een legale herkomst van die bitcoins. [naam medeverdachte 1] is bij vonnis van heden veroordeeld wegens het witwassen van aanzienlijke geldbedragen.17.Weliswaar blijkt het zaaksdossier IJsberg ook dat [naam medeverdachte 1] , naast bitcoins van criminele herkomst, ook bitcoins van legale herkomst had, maar de verdachte geeft geen concrete uitleg over de bitcoins die hij van [naam medeverdachte 1] kocht. Daar komt bij, dat de rechtbank de verdachte niet volgt in zijn lezing dat hij uitsluitend van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] bitcoins kocht.18.Dat betekent dat er ook andere leveranciers zijn en zijn verwijzing naar de handel met [naam medeverdachte 1] is dan ook onvoldoende.
Nu de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven die duidt op een legale herkomst van de bitcoins die hij kocht, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat de aangekochte bitcoins onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij bitcoins met een criminele herkomst verkreeg. De verdachte is immers, naar op zitting is gebleken, goed ingevoerd in de bitcoinhandel en het kan dan ook niet anders dan dat hij zich realiseerde dat zijn handelswijze anderen in staat stelde om bitcoins wit te wassen.
De verweren die de raadsman heeft aangevoerd, stuiten af op het voorgaande. In aanvulling daarop wordt nog het volgende overwogen. Dat handel in cash is toegestaan en dat er redenen zijn waarom mensen daarvoor kiezen, doet er niet aan af dat de verdachte bitcoins omzette in grote hoeveelheden cash en dat kan onder de gegeven omstandigheden bijdragen aan een vermoeden van witwassen. Met zijn handelen stelde hij degenen van wie de bitcoins kwamen, in staat om anoniem te handelen op internet. Ook dat is witwassen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 14 maart 2014 tot en met 30 juni 2015 bitcoins en girale en/of chartale gelden witgewassen heeft.
Gelet op de omvang van het totaal aantal bitcoins dat door de verdachte is witgewassen en de periode waarin dit is gebeurd, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.
4.3.
Bewezenverklaring
Op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
a.
hij
in de periode van 14 maart 2014 tot en met 30 juni 2015 te Rotterdam en/of Schiedam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
voorwerpen, te weten
- 4.163,056 bitcoins en
- geldbedragen van in totaal 1.369.754,- euro
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt,
en
b.
(telkens) van voorwerpen, te weten
- 4.163,056 bitcoins en
- geldbedragen van in totaal 1.369.754,- euro
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en mededaders wisten, dat bovenomschreven voorwerpen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen feit levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
6. Strafbaarheid de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van 15 maanden een gewoonte gemaakt van het witwassen van uit criminele bron verkregen bitcoins. Het gaat om aanzienlijke aantallen bitcoins met een waarde van € 1.369.754,-. Witwassen is een ernstig feit dat de integriteit van het financiële handelsverkeer schaadt alsmede het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. Bovendien heeft verdachte door zijn handelwijze de opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken. Het handelen van de verdachte heeft er toe bijgedragen dat door anderen gepleegde misdrijven hebben geloond, waarmee de onderliggende criminaliteit is gefaciliteerd. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
In het voordeel van de verdachte is meegewogen dat hij uit eigen beweging is gestopt met het witwassen en dat de rechtbank de overtuiging heeft dat de verdachte niet met boze opzet in de bitcoinhandel is gestapt.
Om te bevorderen dat landelijk door gerechten in gelijke gevallen gelijke straffen worden opgelegd heeft het LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld. Deze oriëntatiepunten gaan voor fraude bij een benadelingsbedrag van € 1.000.000,- of hoger uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste 24 maanden. Zoals blijkt uit de toelichting op deze oriëntatiepunten wordt onder fraudedelicten tevens geschaard witwassen, mits de gedragingen in een frauduleuze context hebben plaatsgevonden. Hoewel bij witwassen niet (direct) kan worden gesproken van een benadelingsbedrag zoals bij fraudedelicten, ziet de rechtbank toch aanleiding om aan te knopen bij het oriëntatiepunt fraude. De rechtbank volgt bij de straftoemeting, anders dan de officier van justitie, niet de ‘Richtlijn voor strafvordering witwassen’ van het Openbaar Ministerie, aangezien de daarin opgenomen straffen te zeer afwijken van de door rechtbanken en hoven opgelegde straffen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat verder gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarbij noemt de rechtbank met name de vonnissen die door de rechtbank Midden-Nederland zijn gewezen naar aanleiding van het Nocis-onderzoek19., de vonnissen in het onderzoek Air Holland20.en de eerder gewezen vonnissen in het onderzoek IJsberg21..
Er is in deze ingewikkelde strafzaak sprake van een beperkte overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank volstaat met de constatering daarvan en zal daar geen gevolgen aan verbinden.
De rechtbank heeft op het punt van de persoonlijke omstandigheden acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van de hierna vermelde duur.
8. Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
De verdediging heeft primair verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen bij gebrek aan ernstige bezwaren en gronden, subsidiair is aangevoerd dat artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is. Meer subsidiair heeft verdediging verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten doorlopen.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende grond is dat de verdachte zijn hoger beroep niet in vrijheid mag afwachten en ziet daarom onvoldoende reden de schorsing op te heffen. De daartoe strekkende vordering van de officier van justitie wordt dan ook afgewezen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om de voorlopige hechtenis op te heffen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de ernstige bezwaren en de gronden onverkort aanwezig en is de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv thans niet aan de orde.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
10. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maakt deel uit van dit vonnis.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit schuldig maakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af van de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
wijst af van het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
mr. W.J.M. Diekman en mr. I.W.M. Laurijssens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 mei 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2014 tot en met 19 januari 2016 te Rotterdam en/of Schiedam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- 4.163,056 bitcoins en/of een onbekend gebleven aantal bitcoins, in ieder geval een (grote) hoeveelheid bitcoins en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 1.369.754,- euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en) (AMB-179)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- 4.163,056 bitcoins en/of een onbekend gebleven aantal bitcoins, in ieder geval een (grote) hoeveelheid bitcoins en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 1.369.754,- euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en) (AMB-179)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑05‑2018
Voor de leesbaarheid van dit vonnis verwijst de rechtbank naar stukken uit het dossier zoveel mogelijk aan de hand van de FIOD gehanteerde indeling en nummering (AMB-001, DOC-001 etc).
Zie p. 23 van het proces-verbaal zaaksoverzicht Z3 – [naam verdachte] .
Verklaard door de verdachte in verhoor V04-010, pagina 2.
Verklaard door de verdachte in verhoor V04-06, pagina 3 bovenaan.
Over de feitelijke koers bij verkoop heeft de verdachte verklaard dat verkoop bij Kraken tegen de beurskoers feitelijk niet altijd mogelijk is: er wordt gewerkt met een orderboek en dat betekent dat vraag en aanbod bepalen wat de uiteindelijke prijs is. Dit is op zitting ook gedemonstreerd door de verdachte. Deze uitleg wordt door het dossier onvoldoende weersproken en komt de rechtbank aannemelijk voor. De verdachte heeft verklaard dat de totale kosten van verkoop gemiddeld 1,05% bedragen en de rechtbank zal daar vanuit gaan.
Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 april 2018.
Het aanvullend proces-verbaal op zaakspv Z3 [naam verdachte] , AMB-179, pagina 2.
Een geschrift, te weten een door de FIOD op basis van het notitieblok van [naam medeverdachte 2] gemaakte overzicht van de bitcointransacties in de periode 1 april 2014 tot en met 23 september 2015, DOC-629, pagina 4 tot en met 9.
Het aanvullend proces-verbaal op zaakspv Z3 [naam verdachte] , AMB-179, pagina 4.
Deze berekening houdt geen rekening met kosten en is alleen bedoeld om de omvang van de bitcointransacties te schertsen.
Inkoop tegen 0,9551 van de beurskoers, verkoop tegen 0,9895 van de beurskoers.
De verdachte stelt dat hij uitsluitend van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] kocht (zie zijn verklaring op zitting). De rechtbank gaat ervan uit dat hij inderdaad van hen beiden bitcoins kocht, maar hecht geen geloof aan zijn verklaring dat dit op exclusieve basis was. De reden daarvoor is dat de verdachte bij de FIOD heeft verklaard over koop van derden, kennelijk niet zijnde [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] .
Voor wat de bewijsmiddelen waaruit blijkt dat [naam medeverdachte 2] bitcoins witwaste verwijst de rechtbank naar bijlage II bij dit vonnis. Het betreft een geanonimiseerde versie van het vonnis van [naam medeverdachte 2] .
Voor wat de bewijsmiddelen waaruit blijkt dat [naam medeverdachte 1] bitcoins witwaste verwijst de rechtbank naar bijlage III bij dit vonnis. Het betreft een geanonimiseerde versie van het vonnis van [naam medeverdachte 1] .
Zie voetnoot 15.
Rechtbank Midden-Nederland d.d. 14 november 2017 (o.a. ECLI:NL:RBMNE:2017:5713) en Rechtbank Midden-Nederland d.d. 3 april 2018 (o.a. ECLI:NL:RBMNE:2018:1180, 1184 en 1191).
Rechtbank Rotterdam d.d. 7 december 2006 (ECLI:NL:RBROT:2006:AZ4159) en rechtbank Rotterdam d.d. 7 december 2006 (ECLI:NL:RBROT:2006:AZ4394)
Rechtbank Rotterdam d.d. 8 november 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:8989) en rechtbank Rotterdam d.d. 8 november 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:8992) en rechtbank Rotterdam d.d. 8 november 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:8990).