CRvB, 23-07-2010, nr. 09-6082 WAO
ECLI:NL:CRVB:2010:BN2420
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
23-07-2010
- Zaaknummer
09-6082 WAO
- LJN
BN2420
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2010:BN2420, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 23‑07‑2010; (Hoger beroep)
Uitspraak 23‑07‑2010
Inhoudsindicatie
Herziening WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Op basis van eigen onderzoek en informatie van behandelaars heeft de verzekeringsarts - behoudens de minimale artrose - de door appellante ervaren klachten niet kunnen objectiveren. Desondanks heeft de verzekeringsarts beperkingen aangenomen op het gebied van aanpassingen aan fysieke omgevingseisen en dynamische en statische handelingen. Aan de informatie van huisarts Sikkens en klinisch geneticus Kroes komt niet de betekenis toe die appellante daaraan toegekend wenst te zien. De huisarts baseert zijn conclusies naar het de Raad voorkomt op de klachtenbeleving van appellante, aangezien een (medische) onderbouwing ontbreekt. De ernstige verdenkingen van klinisch geneticus Kroes voor een bindweefselaandoening is in haar brief van 23 juni 2009, aangevuld op 3 augustus 2009, onvoldoende om arbeidsongeschiktheid aan te nemen. (...) De Raad passeert de opmerking van Kroes dat appellante ernstig geïnvalideerd is, nog afgezien van de betekenis van de plaatsing van die opmerking aan het slot van het deel van het rapport met het kopje "voorgeschiedenis", aangezien deze zinsnede op 3 augustus 2009 aan haar rapport van 23 juni 2009 is toegevoegd op instigatie van appellante.
Partij(en)
09/6082 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 oktober 2009, 08/2298 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.J. Achterveld, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Achterveld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.H.M.A. Swarts.
II. OVERWEGINGEN
- 1.
In januari 1979 is appellante uitgevallen voor haar werk als fulltime gezinsverzorgster. Met ingang van 4 januari 1980 is aan appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, laatstelijk gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Naar aanleiding van een herbeoordeling is bij besluit van 30 mei 2008 deze WAO-uitkering met ingang van 31 juli 2008 herzien naar de klasse 15 tot 25%. Daaraan ligt het standpunt ten grondslag dat appellante met haar medische beperkingen geschikt is voor werkzaamheden in passende functies. Het namens appellante tegen dat besluit gemaakte bezwaar is door het Uwv bij besluit van
23 september 2008 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
- 2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
- 2.2.
Met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat het onderzoek op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen aanwijzingen gevonden om aan te nemen dat de belastbaarheid van appellante is overschat. Appellantes standpunt dat zij meer beperkt is, is niet onderbouwd met medische feiten of gegevens. Het rapport van klinisch geneticus drs. H.Y. Kroes bevat volgens de rechtbank geen onderbouwing voor de conclusie van huisarts J.W. Sikkens dat appellante niet kan deelnemen aan het arbeidsproces. De rechtbank stelt voorts vast dat, ondanks dat de klachten van appellante niet conform het MAOC zijn te objectiveren, het Uwv appellante beperkt acht ten aanzien van fysiek zware activiteiten.
- 2.3.
Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat de passendheid van de voorgehouden functies voldoende is toegelicht in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 16 september 2008.
- 3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij haar standpunt, dat haar beperkingen zijn onderschat, heeft onderbouwd met relevante medische gegevens. Uit de brieven van klinisch geneticus Kroes volgt dat appellante zeer waarschijnlijk lijdt aan een bindweefselaandoening en ernstig geïnvalideerd is door de gewrichtsklachten en de daarmee samenhangende pijn- en vermoeidheidsklachten. Aangezien nader onderzoek door Kroes aangewezen was, had de rechtbank de zaak moeten aanhouden alvorens tot een uitspraak te komen.
- 3.2.
Het Uwv heeft in het verweerschrift het bij het bestreden besluit ingenomen standpunt gehandhaafd.
- 4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 4.1.
Met de rechtbank heeft de Raad geen aanwijzingen gevonden dat het medisch onderzoek niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat appellantes belastbaarheid is overschat. Appellante was op de datum bij het bestreden besluit in geding, mede gelet op de toen beschikbare informatie van de appellante behandelende artsen, bij het Uwv bekend met de diagnoses fibromyalgie, bekkeninstabiliteit en milde artrose van de rug, heup en duimen, zoals gesteld door de bezwaarverzekeringsarts in het rapport van 21 augustus 2008. Op basis van eigen onderzoek en informatie van behandelaars heeft de verzekeringsarts - behoudens de minimale artrose - de door appellante ervaren klachten niet kunnen objectiveren. Desondanks heeft de verzekeringsarts beperkingen aangenomen op het gebied van aanpassingen aan fysieke omgevingseisen en dynamische en statische handelingen. Aan de informatie van huisarts Sikkens en klinisch geneticus Kroes komt niet de betekenis toe die appellante daaraan toegekend wenst te zien. De huisarts baseert zijn conclusies naar het de Raad voorkomt op de klachtenbeleving van appellante, aangezien een (medische) onderbouwing ontbreekt. De ernstige verdenkingen van klinisch geneticus Kroes voor een bindweefselaandoening is in haar brief van 23 juni 2009, aangevuld op 3 augustus 2009, onvoldoende om arbeidsongeschiktheid aan te nemen. Overigens is ter zitting gebleken dat het noodzakelijke bloedonderzoek in Amerika om financiële redenen niet plaatsvindt, waardoor het niet tot een definitieve diagnose komt. De Raad passeert de opmerking van Kroes dat appellante ernstig geïnvalideerd is, nog afgezien van de betekenis van de plaatsing van die opmerking aan het slot van het deel van het rapport met het kopje "voorgeschiedenis", aangezien deze zinsnede op 3 augustus 2009 aan haar rapport van 23 juni 2009 is toegevoegd op instigatie van appellante. De door appellante overgelegde informatie van revalidatiearts A.J. van Dijk van 19 mei 2010 ziet niet op de datum in geding en heeft betrekking op een behandeltraject.
- 4.2.
Ter zitting heeft appellante gesteld dat door de verzekeringsarts onvoldoende onderzoek is gedaan naar de bekkeninstabiliteit en dat het rapport van de verzekeringsarts onwaarheden bevat. Los van het feit dat appellante deze grief eerst ter zitting naar voren heeft gebracht, kan de Raad appellante niet volgen gelet op de uitvoerige en inzichtelijk gemotiveerde onderzoeksrapporten van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts.
- 4.3.
Mede gelet op de hen ten tijde van hun onderzoek ter beschikking staande medische gegevens is de Raad van oordeel dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding hadden te twijfelen aan de juistheid van hun bevindingen. Ook ziet de Raad geen aanknopingspunten om die bevindingen voor onjuist te houden en niet te volgen. Voor het benoemen van een deskundige in verband met de latere, niet door een definitieve diagnose bevestigde, verdenkingen van Kroes ziet de Raad geen noodzaak. Dit geldt ook voor het door appellante bij de rechtbank ingediende verzoek om aanhouding.
- 4.4.
Uit hetgeen is overwogen onder 4.1, 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
- 5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2010.
(get.) C.W.J. Schoor.
(get.) D.E.P.M. Bary.
RK