Einde inhoudsopgave
Besluit Deelnemingsvrijstelling
9.2.1 Voortzetting door meerdere lichamen
Geldend
Geldend vanaf 21-09-2024
- Bronpublicatie:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Inwerkingtreding
21-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Deelnemingsvrijstelling
Artikel 13e, tweede lid, Wet Vpb bepaalt dat het voor de verkrijging van een deelneming opgeofferde bedrag wordt verhoogd met het liquidatieverlies dat op grond van artikel 13d, veertiende lid, onderdeel b, Wet Vpb niet in aftrek kan worden gebracht, omdat de onderneming van het ontbonden lichaam geheel of gedeeltelijk wordt voortgezet door een verbonden lichaam waarin de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam deelneemt.
Als de onderneming van het ontbonden lichaam wordt voortgezet door meerdere lichamen waarin de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam deelneemt, kan onduidelijkheid bestaan over de mate waarin het opgeofferde bedrag voor deze deelnemingen wordt verhoogd.
Vooropgesteld moet worden dat het liquidatieverlies slechts eenmaal in aftrek kan worden gebracht. Anders dan de tekst van artikel 13e, tweede lid, Wet Vpb kan doen veronderstellen, wordt daarom niet het opgeofferde bedrag van elk van de voortzettende deelnemingen verhoogd met het gehele liquidatieverlies. In dergelijke situaties zal het opgeofferde bedrag van elk van de voortzettende deelnemingen worden verhoogd met een deel van het liquidatieverlies, naar rato van de mate waarin de betreffende deelneming de onderneming van het ontbonden lichaam voortzet.
Hetzelfde geldt als de voortzetting van de onderneming van het ontbonden lichaam plaatsvindt door de belastingplichtige zelf in combinatie met een of meerdere met hem verbonden lichamen. In die gevallen zal het liquidatieverlies enerzijds ‘doorschuiven’ naar de belastingplichtige (artikel 13e, eerste lid, Wet Vpb) en anderzijds het opgeofferde bedrag van de deelneming(en) in het voortzettende verbonden lichaam of de voortzettende verbonden lichamen verhogen (artikel 13e, tweede lid, Wet Vpb). Dit gebeurt naar rato van de mate waarin de belastingplichtige en de betreffende deelnemingen de onderneming van het ontbonden lichaam voortzetten.
Bij het bepalen van deze verhouding kunnen o.a. de omzet, het balanstotaal en het aantal werknemers een rol spelen. Hiervoor geldt wel dat de uitkomst van de gekozen verdeelsleutel moet aansluiten bij de bedrijfsvoering van de oorspronkelijke onderneming.